258
16 MAART 1972
kleuterschool aan de Tielrodestraat. Ik heb met het voorstel aanzien
lijk meer moeite als ik het plaats tegenover de totale planning van
de scholenbouw en de doelstellingen en methoden die daaraan ten grond
slag liggen of zouden moeten liggen. Ik vind het b.v. erg opvallend
dat deze schooluitbreiding niet in het investeringsprogramma voor
1972-1976 opgenomen is, terwijl toch juist de functie van het inves
teringsprogramma zou moeten zijn om gezien de beperkte financierings
middelen ook voor de scholenbouw prioriteiten te stellen. Kennelijk
zijn er echter pre-prioriteiten, die zomaar midden in het jaar als rijpe
appels uit de lucht komen vallen. Ik heb twee concrete vragen. Waar
om is bij de opstelling van het investeringsplan niet in deze schooluit
breiding voorzien? Wat zijn de consequenties van dit voorstel voor andere
posten, met name ten aanzien van de scholenbouw, in het investerings
programma voor 1972? Het is geloof ik niet de eerste keer dat ik in de
ze raad kritische kanttekeningen plaats bij de planning van de scholen
bouw, Teveel krijg ik de indruk dat het beleid gericht is op het opvan
gen van pieksituaties; te weinig zie ik dat er volgens een plan en een
systeem gewerkt wordt. Nu erken ik zonder meer dat het gemeentebestuur
ten aanzien van het verzuilde onderwijsstelsel en de daarop gebaseerde
financieringssystemen een zeer moeilijke taak heeft, een taak die bo
vendien erg ondoorzichtig is. Als liberaal kan het mij moeilijk geluk
kig stemmen dat het onderwijs nog steeds de gelegenheid verschaft tot
de verzuiling van het Nederlandse volk in algemeen-sociologische zin.
Ik respecteer overigens volledig dat andere partijen hierover anders
denken, maar wij moeten wel erkennen dat in ieder geval vaststaat dat de
verzuiling ondoelmatigheid in de hand werkt en de gemeenschap dus veel
geld kost. De sociografische dienst heeft onlangs uitgebreid en naar mijn
mening voortreffelijk gerapporteerd over de lokalenbehoefte bij het ba
sisonderwijs op middellange en lange termijn. Ik heb de moeite genomen
om op grond van dit rapport te berekenen dat tussen 1975 en 1980 bij het
Rooms-Katholiek basisonderwijs 131 lokalen en bij het Protestant-Chris
telijk basisonderwijs 19 lokalen vrijkomen, terwijl bij het openbaar en
bijzonder neutraal onderwijs dan nog een behoefte bestaat aan 24 loka
len. Per saldo betekent dat in die periode een overschot van 126 loka
len. Van dit cijfer schrik je toch wel even en de vraag doet zich voor
wat er met die lokalen gaat gebeuren. Voor andere scholen daarente
gen, waaronder de school aan de Vlaanderenstraat, geldt dat er in die
zelfde periode behoefte aan uitbreiding van het lokalenbestand zal be
staan. Tussen 1975 en 1980 hebben tien bestaande scholen nog behoef
te aan 32 extra lokalen. Uit de rapportage van de sociografische dienst
zijn mijns inziens met het oog op een toekomstig beleid toch wel con
clusies te trekken. Voor een verantwoorde en doelmatige planning bij
de scholenbouw lijkt het mij wenselijk dat naast de huidige doelstelling,
nl. een optimale spreiding naar buurt en richting, drie andere doelein
den worden nagestreefd. Op de eerste plaats kan men, vooruitlopend
op de aangekondigde onderwijskundige integratie van basis- en kleuter
onderwijs, nu reeds een ruimtelijke integratie nastreven. Op de tweede
plaats denk ik aan open schoolgemeenschappen; binnen één gebouw
zou dan plaats moeten zijn voor zowel confessioneel als basisonderwijs.
Op de derde plaats zou men er mijns inziens naar moeten streven om
schoolgebouwen, vooral nu er veel lokalen vrij zullen komen, open
te stellen voor wijkactiviteiten.
Mevrouw WILLEMS-VAN DOORN: De wethouder kent mijn mening
over deze problematiek en om niet in herhalingen te vervallen wil ik