266 16 MAART 1972 geschikt zou kunnen zijn voor de exploitatie van een parkeerterrein, te huren. Dat voornemen bestaat bij de dienst van openbare werken. Tenslotte wil ik er nog op wijzen dat ondanks het feit dat Vriens hier van revenuen heeft het voor hem toch een hachelijke overeenkomst is. Per maand kan de gemeente nl. de huurovereenkomst opzeggen, waardoor alle investeringen teniet gedaan zouden zijn. Zoals bekend is dat geen irreële zaak; het voornemen bestaat toch om op het desbe treffende terrein aan de Mr. Dr. Frederikstraat de eventuele nieuw bouw van de bibliotheken annex parkeergarage te realiseren; hiervoor is zelfs al een voorbereidingsteam in het leven geroepen. Wat de cal culatie van de huurprijs betreft, waarover wij meen ik al gesproken hebben, geloof ik dat er inderdaad een fout bij de vermenigvuldiging gemaakt is en dat het bedrag uitkomt op 13. 846, --. Mevrouw VAN NES-BRANDS: Ik heb even het antwoord op de vraag van de heer Brooimans afgewacht. Ik ben van mening dat wij, indien de heer Gysouw de raadsleden niet persoonlijk per brief bena derd had, van het verzoek van de heer Gysouw niet op de hoogte ge steld zouden zijn. Ik vind dat jammer; ik zou het prettig gevonden hebben als ook vanuit de gemeente gezegd zou zijn dat er nog een gegadigde was, maar dat om bepaalde redenen gemeend was niet aan het verzoek te moeten voldoen. Verder meen ik dat de gemeen te een goede klantenservice zou hebben gegeven, indien zij de heer Gysouw een behoorlijk antwoord op zijn brief zou hebben doen toe komen. In januari heeft hij een brief gestuurd en het gaat dan toch niet aan om vlak voordat het stuk in de raadsvergadering komt een antwoord te sturen. Ik vind dat gewoon een slechte klantenbenadering door de gemeente en ik wil u verzoeken in het vervolg brieven op kor tere termijn te beantwoorden. Overigens ben ik het ermede eens dat men een verlenging van een dergelijk contract niet kan onderbreken door het aan een meer-biedende te offreren; ik kan dat uitgangspunt wel respecteren. Nu de wethouder er zelf over begint wil ik toch nog even ingaan op de plannen die er ten aanzien van dat terrein zijn. De wet houder stelt het contract voor de heer Vriens nu toch wel een beetje als zeer hachelijk voor; op korte termijn zou nl. wel eens een andere bestemming aan dat terrein gegeven kunnen worden. Ik meen toch te weten dat het met die bibliotheek niet zo'n vaart loopt. Er is welis waar een voorbereidingsteam, maar het wachten zou toch zijn op een rijkssubsidie. Eerst zal dan nog de bibliotheekwet aangenomen moeten worden en ik geloof dan ook niet dat althans de realisatie van de bibliotheek op korte termijn zal kunnen plaatsvinden. De wethou der doet voorkomen alsof die plannen op korte termijn gerealiseerd kunnen worden. Ik wil dit als dit wel het geval zou zijn wel van de wethouder aannemen, maar ik vermoed toch het tegenovergestelde. De heer CRUL: Ik wil mij eigenlijk aansluiten bij de woorden van mevrouw Van Nes. Op 1 februari hebben wij van de heer Gysouw een brief gekregen en ik stel mij voor dat het college op dat tijdstip eveneens in het bezit van de brief van de heer Gysouw was. Verder zie ik dat het voorstel op 2 maart opgemaakt is. Wij moeten nu een besluit nemen en het is toch een normale zaak dat wij een besluit nemen op grond van de gegevens die voorhanden zijn. Ik kan nu wel een besluit nemen mede naar aanleiding van alle door de wethouder aangevoerde argumenten, maar op de eerste plaats komen deze ar gumenten niet in het stuk voor. Op de tweede plaats heeft de wethouder

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 266