274 20 MAART 1972 Ik wil ook nog een paar opmerkingen maken over de lijsten die door het college bij het voorstel zijn gevoegd. Wij hebben al enkele malen gezegd dat de invloed die door de gemeente kan worden uitgeoefend onder andere bestaat uit het zo divers en actueel mogelijk opmaken van deze lijsten. Ik zal mij tot enkele algemeenheden bepalen en ik zal niet op de afzonderlijke objecten ingaan. U stelt dat u een prioriteitsvolgorde heeft aan gegeven, waarbij het door u goedgekeurde investeringsplan als leidraad wordt gehanteerd. Ik neem aan dat daarmee het inves teringsplan 1972 wordt bedoeld. Ik heb alle moeite gedaan om ob jecten terug te vinden die uit het investeringsplan in deze lijst zijn opgenomen, maar ik kan er maar vier vinden. Bij mijn weten klop pen bovendien de cijfers, die de volgorde in het investeringsplan aangeven, niet. Ik zou toch nog graag van u willen weten hoe het een met het ander te rijmen valt. Indien mijn opmerkingen juist zijn, leidt dat tot de conclusie dat de in ons voorstel aan gevoerde punten a, c en d onverkort gehandhaafd moeten blijven. Onder a hebben wij opgemerkt dat er een nieuwe opgave moet komen van het werkenbestand, opgesteld mede naar aanleiding van het investeringsplan en de daarin gestelde prioriteiten. Uit gezonderd daarvan moeten natuurlijk de werken die zijn opgenomen in het financieringsplan van dit moment worden. Onder c hebben wij de mening geuit dat die lijsten zo snel mogelijk moeten wor den gewijzigd en opnieuw moeten worden ingediend. Onder d heb ben wij erop aangedrongen dat de betreffende instanties vaker over leg plegen en dat er van onze kant meer druk moet worden uitge oefend. Wij handhaven die punten onverkort. Uit het voorgaande volgt ook dat aan het gestelde onder b moet worden voldaan in de afdeling openbare werken. Ik bedoel daarmee dat de objecten, die zijn opgenomen, uitvoerig moeten worden be sproken alsmede een aanpassing volgens de normen en het investe ringsplan. Ik zou de wethouder van openbare werken graag willen uitnodigen dat punt op de eerstvolgende agenda van de afdelings vergadering te zetten. Noch uit uw voorstel met betrekking tot de werkgelegenheids- problematiek, noch uit de discussie in de beide afdelingen heb ik de indruk overgehouden dat uw college zich actief inzet voor een zo effectief mogelijke bijdrage ter bestrijding van de conjunc turele en structurele werkloosheid in de regio. Misschien kunt u mij van het tegendeel overtuigen. De heer GEENE: Ik wil eerst enkele opmerkingen over het pre advies maken. De discussie over de werkgelegenheid en de aan vullende werken in de raad is ontstaan door uw kredietaanvrage voor de bouw van de Kennedybrug. Jammer genoeg was het een overbodige discussie, want Breda behoorde niet tot de prijswin naars. Als gevolg hiervan is de werkgelegenheid in haar algemeen heid aan de orde gesteld. Ik zal daar nog op terugkomen. Wat is er precies aan de hand met de Kennedybrug? De dienst voor aanvullende werken kreeg in augustus 1971 17 miljoen ter beschikking voor de subsidiëring van aanvullende werken. Het werkelijk te besteden bedrag is dan ongeveer het dubbele. Omdat de regering van mening was dat de nood in het noorden groter was dan in het zuiden werd bepaald dat 12,5 miljoen naar het noorden en ongeveer 4 miljoen naar het zuiden zou gaan. Van

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 274