276 20 MAART 1972 Ik wil wat dieper ingaan op de aanmelding van werken en de bei'nvloeding van de keuzen en ik kom daarbij op het terrein van het contact met de subsidiërende instanties. De indruk bestaat dat kleinere gemeenten doorgaans beter aan hun trekken komen dan grotere. Vrijwel zeker wordt dit veroorzaakt door het feit dat de subsidiërende instanties de problematiek en het gevoerde beleid in de kleinere gemeenten beter kunnen overzien. Ik wil er dan ook met klem voor pleiten dat er door het college één beleidsfiguur wordt aangewezen voor het periodieke contact met de subsidië rende instanties. Bovendien is het noodzakelijk dat deze contact man weet welke objecten bij subsidiëring geen politieke weerstand in de raad zullen ontmoeten. Dit zijn allemaal detailkwesties en zij lossen het werkgelegen heidsprobleem in Noordwest-Brabant niet op. Het is langzamerhand iedereen duidelijk dat het provinciaal bestuur, gesteund door de regio's, een veel krachtiger beleid moet gaan voeren. In het streek plan kreeg Breda een centrumfunctie in West-Brabant. Deze eervolle vermelding brengt evenwel grote verplichtingen met zich mee. Om die reden vind ik dat voorkomen beter is dan genezen. Een ana lyse van de situatie lijkt dan ook gewenst. Nederland kent een aantal probleemgebieden. Zij worden extra duidelijk zichtbaar bij verande ringen in de conjunctuur, bij inflatie of stagnatie. In zo'n geval zien wij snel optredende en stijgende werkloosheid. Tot die pro bleemgebieden behoort West-Brabant. Het is een gebied met al te lang durende planologische problemen en daardoor ontstaan bestuur lijke problemen, waardoor geen slagvaardig beleid kan worden ge voerd. De planologische en bestuurlijke problemen zijn in West- Brabant zeer nauw met elkaar verbonden. Men vond steeds kap stokken waaraan de planologische problemen konden worden opge hangen. Ik noem enkele voorbeelden, zoals het Kreekrakplan, het Reimerswaalplan, de Schelde-Rijnverbinding, het Mark-Vlietkanaal en nu ook nog de tweede nationale luchthaven. Een en ander heeft tot gevolg dat West-Brabant gedegradeerd is tot arbeidsreservoir van de agglomeraties Antwerpen en Rotterdam. Het pendelen naar die gebieden is voor de arbeiders in West-Brabant een gewoonte gewor den. Brabant ziet geen kans deze mensen de nodige arbeid te ver schaffen. Afgezien van de sociale problemen die pendelen oproept, is de pendelaar een in verhouding dure arbeidskracht. Bij de geringste afname van de werkgelegenheid wordt hij het eerst aan de kant gezet. Deze situatie is niet langer aanvaardbaar. Het opvangen van werklozen op aanvullende werken biedt natuurlijk geen oplos sing. De mensen horen thuis in een permanent en normaal arbeids proces. Als ik goed ben ingelicht ligt de grootste werkloosheid in de sector bouwvakarbeiders en kantoorpersoneel. Er liggen in Brabant voldoende bouwprojecten te wachten om onze eigen bouwvakarbeiders op te vangen. Er zou dus hulp kunnen worden geboden. Met het werkloze kantoorpersoneel, waarmee West-Brabant in belangrijke mate te kampen heeft, is het anders gesteld. Ik weet dat de ves tiging van rijkskantoren in Breda of directe omgeving grote belang stelling heeft. Wij verheugen ons daarover en wij willen u aanspo ren op de ingeslagen weg voort te gaan. Bovendien heb ik verno men dat uw college op het moment werkt aan een nota over de werkgelegenheid in de regio. Ik zou graag van u willen vernemen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 276