280 20 MAART 1972 is aangenomen. Ik zou graag een heel duidelijk antwoord willen hebben. Zo lang ik dat antwoord niet heb gekregen, kan ik als minderheidsgroep van de K. V. P. -fractie niet akkoord gaan met uw preadvies. Wethouder VAN DUN: Het lijkt mij goed dat de raad weet dat ik mij in mijn antwoord zal beperken tot de vragen die samen hangen met het voorstel in relatie tot de gehele problematiek rond de D. A. C.W. Collega de Raaff zal, als dat nodig is, antwoord geven op de vragen met betrekking tot de werkloosheidsbestrijding. Ik wil een beroep op de raad doen niet al te lang te praten over schijnbare tegenstellingen. Wij moeten ons realiseren dat er in de discussie en in het preadvies een aantal zaken is, waarover tussen de raad en het college geen enkel verschil van mening be staat. Ik zal mij in mijn antwoord onthouden van commentaar op zaken die duidelijk op het vlak van de regeringspolitiek liggen. Het Bredase college is nauwelijks in staat daarover enige verstan dige woorden te zeggen. De heer FROGER: U onderschat zichzelf! Wethouder VAN DUN: Dank u wel, mijnheer Froger. Misschien mag ik ter wille van de zindelijkheid van de discussie proberen de zaken op een rijtje te zetten. Een aantal maanden ge leden is in deze raad een preadvies van het college aan de orde geweest. Daarin werd voorgesteld de bouw van de Kennedy brug goed te keuren. Dit gebeurde niet op basis van een telefoontje. De directeur vari openbare werken heeft mij verzekerd dat dat is ebeurd op basis van onderhandse informatie. Hij had de indruk at in de provinciale commissie voor de werkgelegenheid het eventueel toewijzen van een D. A. C. W.-project aan Breda aan de orde was. Dat project was gekwalificeerd als de bouw van de Kenne- dybrug. Op dat moment had het college de taak ervoor te zorgen dat aan de bouw van deze brug een raadsbeslissing ten grondslag lag. In de raadscommissie voor openbare werken en later in de raad was de portee van de discussie: wat jammer dat wij voor deze mogelijkheid geen urgente werken, die eigenlijk gisteren uitge voerd hadden moeten worden, kunnen kiezen, maar dat wij een object moeten kiezen dat nog in het verschiet ligt. Van de zijde van het college is daarop aangevoerd dat alleen niet-urgente werken mogen worden aangemeld. Daar gaat de discussie over en u zult begrijpen dat ik daaraan niet het grootste gedeelte van mijn spreek tijd ga spenderen. Wij kunnen lang en breed praten over de vraag wat urgent en wat niet-urgent is. Ik kan verwijzen naar de circulaire van het ministerie van Sociale Zaken en Volksgezondheid van 14 ok tober 1969. De heer Crul heeft al gezegd dat het daar duidelijk in staat. Ik ben dat met hem eens. Op pagina 204 staat dat zoveel als mogelijk werken moeten worden opgenomen die in het kader van meerjarenprogramma's in de loop van 2 of 3 jaar na aanmelding zullen worden gerealiseerd. Wij kunnen urenlang praten of 2 of 3 jaar al dan niet urgent is. Naar de mening van het college betreft het niet-urgente werken, ook al worden zij urgent genoemd. Als wij met de raad spreken over urgente werken bedoelen wij werken die gisteren klaar hadden moeten zijn. Als wij ons dan niet houden aan

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 280