281
20 MAART 1972
het taalgebruik van het directoraat-generaal van de arbeid spijt mij
dat, maar ook van de zijde van het college kan af en toe normaal
spraakgebruik worden verwacht. Ik wil daarover geen misverstand
laten bestaan. Zoals ik het zojuist heb gezegd staat het in de aan
schrijving en in die context is de bouw van de Kennedybrug aan de
orde geweest.
Dit is het antwoord van het college op het eerste gedeelte van
het preadvies waarin de kwestie van urgent en niet-urgent aan de
orde was. Dat mondt uit in de meningsvorming van het college op
pagina 4 onder 1. Het college is van mening dat het geen onjuiste
informatie heeft verstrekt.
De heer Crul heeft een vraag gesteld over de op drie na laatste
alinea van pagina 1. Daar staat dat door uitvoering van werken in
D. A. C. W.-verband de werkloosheid veeleer bevorderd zou worden.
De drie woorden "doch veeleer bevorderd" alsmede de volgende
alinea zijn in het concept-raadsvoorstel aangedragen. In de ver
gadering van het college is besloten de betreffende woorden en de
ene alinea te schrappen. Het college was namelijk ook van mening
dat deze bewering niet juist was. Het klinkt als een dooddoener,
maar dit is de reële gang van zaken. Dat dit toch in de tekst te
recht is gekomen is uiteindelijk de verantwoordelijkheid van het col
lege, maar het is een abuis.
De heer Crul heeft gezegd dat het college het initiatief-voorstel
van PAK en D'66 afwijzend benadert en dat men zoekt naar de posi
tieve benadering. Ik probeer nog eens duidelijk te maken dat wij
in het geheel niet afwijzend staan. Er bestaan evenwel enkele me
ningsverschillen. Het college is van mening dat de begrippen urgent
en niet-urgent juist zijn geïnterpreteerd en dat het geen onjuiste in
formatie heeft verschaft. Het college is van mening dat het geen
invloed meer kan uitoefenen na het moment waarop een werk in het
werkenbestand is opgenomen. Hiermee beantwoord ik bijna meteen
de vraag van de heer America. Tenslotte verschillen wij van mening
ten aanzien van het in het initiatief-voorstel gestelde onder b. Het
is geenszins de bedoeling te zeggen dat dit college geen voorstander
van een actieve werkgelegenheidsbevordering is. Dat is een verkeerde
indruk. Er is gevraagd wat het college doet op het gebied van de
D. A. C. W.-projecten. Het college verschaft de raad die informatie,
maar men moet daar niet de interpretatie aan verbinden dat het col
lege deze regelingen laks benadert. Voor zover het mogelijk is be
nadert het college deze zaken actief. Ik wil alleen maar duidelijk
schetsen op welke momenten de gemeente een taak en mogelijkheden
heeft. Wij moeten daarbij ook in het oog houden waar het feitelijk
om gaat. Het gaat in feite om toewijzing aan die streken in West-
Brabant -- ik neem aan dat wethouder de Raaff daar ook nog iets
over zal zeggen -- waar op dat moment het hoogste werkloosheids
percentage bestaat. Op dit moment is dat niet Breda. Ik verwacht
dan ook dat de D. A. C. W.-regeling voor Breda negatief uitvalt.
De invloed van de gemeente kan alleen worden aangewend voor
dat de werken in het werkenbestand worden opgenomen, dat is de
aanmelding die in de lijst onder a is opgenomen. Wanneer een werk
eenmaal in het werkenbestand is opgenomen, hebben wij geen invloed
meer. Ik wil daarbij aantekenen, evenals de heer Geene heeft ge
daan, dat wij ervoor moeten zorgen dat de werken in fase 7 terecht
komen. Het werk moet dan besteksklaar zijn. U kunt van het col
lege onmogelijk verwachten dat alle werken die in het investerings-