287
20 MAART 1972
voor de raad een mogelijkheid wordt geschapen zijn mening uit te
spreken over ons voorstel.
De VOORZITTER-, De heer Crul heeft de volgende motie inge
diend:
"De gemeenteraad van Breda in vergadering bijeen op 20 maart
1972,
besluit het preadvies van burgemeester en wethouders, bijlage 109
over het voorstel van D'66 en het PAK inzake in D. A.C.W.-
verband uitvoeren van werken af te wijzen,
instemming te betuigen met de punten 2 en 3 van het initiatief
voorstel van D'66 en het PAK, handelende over conclusies en
voorstel inzake het in D. A. C. W.-verband uitvoeren van werken".
De motie is ondertekend door de heer Crul, mevrouw Willems,
mevrouw van Nes, de heer Mensen en de heer van Os.
De heer FROGER: Ik wil eveneens een motie indienen. Ik wil
er uitdrukkelijk bij zeggen dat zij niet gericht is tegen het col
lege of tegen het preadvies. Zij is min of meer bedoeld als een
verweer tegen het antwoord van de heer van Dun toen hij zei dat
er geen beihvloeding van de rijksoverheid mogelijk was.
De VOORZITTER: De heer Froger heeft zojuist de volgende mo
tie ingediend:
"De raad der gemeente Breda, in vergadering bijeen op 20 maart
1972,
van mening zijnde dat de rijksoverheid faalt in een juiste be
strijding van de werkloosheid, verzoekt het college van b. en w.
dit ter kennis van de regering te brengen".
De motie is ondertekend door de heren Froger, van Os en von
Schmid, mevrouw van Nes, mevrouw Willems, de heren van
Banning en Severens.
De heer VAN BANNING: Ik geloof dat u een beetje gokt!
De VOORZITTER: Ik kon bijna niet geloven dat u deze motie
steunde.
In plaats van de heer van Banning steunde de heer van Overveldt
deze motie, terwijl ook de heer Jansen haar van zijn steun heeft
voorzien.
Mevrouw VAN NES-BRANDS: Wethouder de Raaff heeft de door
ons gesponnen draad goed opgepakt toen hij zei dat het ons niet
gaat om het bestuderen van het probleem van de werkloosheid,
maar om het bestuderen van de mogelijkheden van de gemeente
om de werkloosheid te bestrijden. Ik ben blij dat de wethouder
daar nog eens de nadruk op heeft gelegd. Ik wil ook nog even
ingaan op de woorden van de heer Geene. De heer Geene heeft
een constructief betoog gehouden over de algemene aspecten van
deze zaak. Ik ben blij dat hij dat heeft gedaan. Het was niet
onze bedoeling in te gaan op de algemene problematiek van de
werkloosheid. Daarvoor zouden heel andere problemen en een heel
andere schaal aan de orde moeten worden gesteld. Dat was uitdruk-