291 20 MAART 1972 De heer AMERICA: Bij dit soort discussies kom ik altijd in moei lijkheden, omdat ik niet voldoende op de hoogte ben. Ik zou u dan ook alsnog willen verzoeken zo snel mogelijk de afdelingsvergade ringen open te stellen, zodat ik mij in een wat vroeger stadium wat in dergelijke zaken kan verdiepen. Ik begrijp er nu niets van. Boven de bijlage die is gedateerd op februari 1972 staat: "Overzicht ingediende plannen". Moet ik daaruit opmaken dat werken op deze lijst nog niet allemaal zijn opgenomen in het werkenbestand? Als deze werken zijn opgenomen, voldoen zij dan aan de voorwaarden die de heer Geene in eerste instantie heeft genoemd? Om precies te zijn zou ik willen weten of de plannen voor de Kennedybrug op het moment waarop deze brug dreigde te worden gebouwd al in fase zeven waren aangekomen. Ik zie dit niet zitten en ik maak mij zorgen over het feit dat wij plannen hebben ingediend, maar dat misschien geen enkel plan daadwerkelijk is opgenomen in het werken bestand. Ik zou hier graag opheldering over willen hebben. De heer VON SCHMID: Allereerst wil ik nu al iets zeggen over de beide moties die mede onderwerp van de discussie zijn. Het is duide lijk dat de werkloosheid zich steeds eerder uitbreidt en dat daar dus iets aan moet gebeuren. Uit dit debat en uit de opstelling van onze beide fracties ten opzichte van het preadvies zal het duidelijk zijn dat zij van mening zijn dat de gemeente op dit punt diligent is. Bepaalde dingen zouden wij wellicht iets anders willen, maar voor ons zijn dat geen principiële punten. Op dit moment kunnen wij dan ook geen steun geven aan de motie-Crul. Wij hebben namelijk het gevoel dat deze motie zich richt tegen het beleid dat door het college wordt gevoerd. Ik vind het belangrijk dat van verschillende zijden, ook van achter de collegetafel, is gezegd dat de regering faalt in de bestrijding van de werkloosheid. De heer Geene heeft dat heel duidelijk gezegd. De raad heeft de plicht deze conclusie ter kennis van de bevoegde auto riteiten te brengen. Er is geen sprake van dat wij dan plaats nemen op de stoel van de regering, zoals mevrouw Stockmann eens heeft opgemerkt. Wij brengen gewoon ter kennis van de regering hoe de gemeenteraad hierover denkt. Wij zitten dan niet op een verkeerde stoel. Als wij het breed willen zien is er geen enkel bezwaar tegen deze mening heel duidelijk uit te spreken. De heer VAN BANNING: Toen u zojuist meende te zien dat mijn handtekening onder de motie-Froger stond stemde mij dat enerzijds tot vreugde terwijl ik anderzijds meende dat het uwerzijds een gokje was. Ik heb de motie-Froger niet onderschreven, niet omdat ik niet vind dat de rijksoverheid alle aandacht moet besteden aan West- Brabant en dat er naar mijn gevoel niet meer kan worden gedaan, maar het is zaak dat de rijksoverheid deze zaken voor het gehele land onder ogen ziet. Misschien zouden wij tot de conclusie die in de motie-Froger is vervat moeten komen, als wij de gehele zeer complexe materie goed zouden hebben bestudeerd. Dat is niet ge beurd. Ik vind de motie-Froger zeer veralgemeniserend en alleen daarin al vind ik reden deze motie niet te ondertekenen. Ik hoop dat de gehele werkgelegenheidsproblematiek nog eens onderwerp van onderzoek in de regio zal worden. Misschien zouden de gezar menlijke regio's in West-Brabant dit samen kunnen doen. Zij zouden Den Haag een zeer duidelijk geluid kunnen laten horen met betrek-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 291