20 MAART 1972
292
king tot alle noden die in West-Brabant op dit gebied bestaan.
De heer FROGER: Hóe zit het dan met die stoelen?
De heer VAN BANNING: Op dit ogenblik heb ik geen enkele reden
de motie-Froger te steunen.
Mevrouw JaGER-MIDDELBEEK: Wij hebben het preadvies gesteund
en wij hebben geen behoefte aan één van beide moties.
Mevrouw STOCKMANN-VAN DER KALLEN: Ik was niet van plan
iets te zeggen, maar nu de heer von Schmid heeft gezegd dat ik
dit een zaak voor de Tweede Kamer vond, wil ik duidelijk stellen
dat de heer van Amersfoort voor de K. V. P. heel duidelijk stelling
heeft genomen voor Brabant. De Brabantse K. V. P. doet zijn werk
uitstekend en wij moeten dat als Bredanaars ondersteunen.
Wethouder VAN DUN: In tweede instantie is er weinig stof aan
gedragen waarop ik nader moet reageren.
De heer Crul heeft naast zijn motie nog één ander punt aange
dragen, namelijk het eindeloze geschil tussen urgent en niet-urgent.
Voor de laatste maal wil ik zeggen dat ik zijn stelling, dat wij dit
begrip op een andere wijze hanteren dan de rijksoverheid, niet onder
schrijf. Ik moet de heer Crul voor de tweede maal verwijzen naar de
circulaire van het ministerie van Sociale Zaken en Volksgezondheid
van 14 oktober 1969. Ik heb daar in eerste instantie een stukje uit
voorgelezen. In die circulaire staat duidelijk dat het gaat om werken
die over twee of drie jaar in het normale werkenbestand zullen wor
den opgenomen.
De heer Froger probeert mij in de schoenen te schuiven dat ik
heb gezegd dat ons college niets klaar krijgt bij de rijksoverheid.
Ik wil erop wijzen dat ik een opmerking in die richting duidelijk
heb geplaatst in het kader van de D. A. C. W.-regeling. Daarmee
hebben wij verder geen bemoeiing.
Ik wil mevrouw van Nes nogmaals bevestigen dat zij in de af
deling de gelegenheid zal krijgen over de lijst te praten.
De heer van Duijl en de heer America hebben eveneens naar
die lijst gevraagd. De lijst bevat een aantal onderwerpen waar
over ik de raad op dit moment niet juist kan informeren. Ik weet
niet precies welke van deze werken in het werkenbestand zijn opge
nomen. De lijst bevat werken die door de gemeente zijn aangedra
gen. Op dit moment kan ik niet zeggen welke werken definitief
in het werkenbestand zijn opgenomen. Bovendien kan ik niet pre
cies zeggen in welke fase de werken van deze lijst zich bevinden.
Het gaat hier om een aantal werken dat op grond van raadsbeslui
ten besteksklaar is en om werken, die op korte termijn besteksklaar
gemaakt kunnen worden.
De heer VAN OS: U weet dus helemaal niet welke werken op de
lijst van de D. A. C.W. staan?
Wethouder VAN DUN: Ik weet niet wat er in de computer zit.
De heer Jansen heeft nogmaals de plicht van het college om een
actief beleid in dezen te voeren onderstreept. Ik vind dat wij zulks
doen. De heer Geene heeft buiten het college om gesproken over