27 20 JANUARI 1972 advies- en begeleidingsdienst. Ik wil nog één opmerking maken over datgene wat de wethouder bij het begin van dit debat naar. voren heeft gebracht. De wethouder heeft gezegd dat in de raadsafdeling de opinie is gevormd dat het college aan de commissie advies moet vragen ten aanzien van een wijziging van de verordening, in die zin dat zowel een raadslid sec als de wethouder van .onderwijs in de commissie zitting nemen. Ik wil dit toch iets anders stellen. Ik meen dat het kernpunt van de discussies in de raadsafdeling was, dat het schoolbestuur van het openbaar onderwijs, nl. het gemeentebestuur, een andere funktie inneemt in een dergelijke commissie dan een raadslid sec. In die zin wil ik voorstellen de overeenkomst in de afdeling te formuleren als volgt: de afdeling wenst naast een raads lid sec de wethouder van onderwijs in zijn kwaliteit van lid van het schoolbestuur van het openbaar onderwijs in de commissie vertegen woordigd te zien. De heer KRAMER: Het werk wacht en ik ben blij met de mede deling, die de wethouder vooraf heeft gedaan. Wij kunnen nu gaan werken en ik neem aan dat er zoals afgesproken op basis van arti kel 11 een wijziging van artikel 3 tot stand zal komen. Indien dit binnen een halfjaar zou kunnen gebeuren zouden wij echt tevreden zijn. De formulering laten wij graag aan het college over. De be doeling is bekend; onze fractie heeft meermalen naar voren gebracht dat wij graag in dergelijke commissies steeds een minimum van twee raadsleden willen zien opgenomen, dus naast de wethouder het raads lid sec. Wij zijn het eens met het voorstel en spreken onze waarde ring uit voor het verrichte werk. Toch wil ik nog.een enkele op merking maken. Behalve bij de openbare scholen ligt ons inziens de verantwoordelijkheid voor de procedurevorm en de benoeming bij de desbetreffende schoolbesturen. Eventuele fouten bij de be noemingen zullen mijns inziens zichzelf corrigeren en wel op korte termijn. Ik moet hier toch wel vertellen dat ik gezien mijn gege vens uit de twee afdelingsvergaderingen van mening ben, dat het college het goed gedaan heeft. Het heeft allerlei inlichtingen ver strekt en notulen overhandigd, teneinde te bereiken dat alles zo goed mogelijk verliep. Onze fractie betreurt het dat deze negatieve punten zo uitvoerig naar voren worden gebracht. Het wordt nl. op deze ma nier minder aantrekkelijk voor bepaalde kandidaten en eventuele toe komstige kandidaten om zich beschikbaar te stellen voor de commissie voor de schooladvies- en begeleidingsdienst, maar ook voor andere op stapel zijnde commissies. Wij zouden dan ons doel voorbijschieten en dat betreuren wij ten zeerste. De heer BROEDERS: Mag ik maar beginnen met een kleine opmer king naar aanleiding van een door de heer Dees gewenste aanvulling bij de wijziging van het artikel. Ik heb er geen enkel bezwaar tegen het in deze geest aan de commissie voor te leggen, de commissie om advies te vragen en met dit advies na een oordeel van het college bij de raad terug te komen. Ik meen daarbij wel te mogen wijzen op het feit, waarvoor wij als raad begrip moeten hebben en waarop ik nu reeds attendeer, dat wij tijdens de besprekingen in de werk groep altijd gestreefd hebben naar een bepaalde verhouding, waarin het gemeentebestuur, betrokken als het is bij het openbaar onder wijs, gewoon een rol speelt. Ik wil dus bij voorbaat de mogelijk heid van een totaal gewijzigde verhouding hierin willen veraiscon-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 27