20 MAART 1972 298 een heel duidelijke samenwerking. Op bestuurlijk gebied zijn wij echter nog niet veel verder gekomen dan in 1968, behalve het feit dat er door gedeputeerde staten een commissie van goede diensten is benoemd om aan deze problematiek een einde te ma ken. De heer van Duijl heeft opgemerkt dat in een bepaald jaar het waterverbruik zeer sterk toeneemt. Dat cijfer is een gevolg van een opgave waarop de berekening van de waterbehoefte is gebaseerd, namelijk op de afname door industrieën. Hero en de polymeer- fabriek verwachten voor die jaren kennelijk een belangrijk groter verbruik dan in de voorafgaande jaren en op grond daarvan zijn deze prognoses opgesteld. Op de vraag van de heer Crul in welke tijd de zuiveringsinstal latie 1000 m3 water kan produceren kan ik geen antwoord geven. Ik zou de heer Crul willen vragen zijn vraag in de raadsafdeling te herhalen. De heer VAN DUIJL: De wethouder heeft gesproken over een vergrote afname van water door de industrie. Ik vraag mij af of de geplande afname zo groot is dat men tot die verhoging komt. Anderzijds zou ik graag willen weten of de industrie op de hoogte is van de planning van de gemeente. Hier wordt een planning tot 1980 opgesteld en ik vraag mij af of wij niet met verrassingen te maken zullen krijgen als in de periode tussen 1975 en 1980 een industrie plotseling veel meer water zal gaan gebruiken. Daardoor zou de waterafname toch in gevaar kunnen komen. Wethouder VAN GRAAFEILAND: Het eerste gedeelte van de vraag kan ik bevestigend beantwoorden. De sterke stijging is gebaseerd op de opgaven van de grote industrieën. Naar aanleiding van het tweede gedeelte kan ik meedelen dat er een frequent contact be staat tussen de grootverbruikers en de energie- en waterbedrijven. Ik mag aannemen dat niet wordt besloten over te gaan tot een dusdanige uitbreiding van de capaciteit voor dat men er zeker van is dat men wat de levering aangaat goed zit. Zonder hoofdelijke stemming wordt vervolgens conform het voorstel besloten. 29. bijlage nr. 111. PREADVIES VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS OP EEN VERZOEK VAN HET BESTUUR VAN DE STICHTING KATHO LIEK BUITENGEWOON ONDERWIJS VOOR LICHAMELIJK GE BREKKIGE KINDEREN OM MEDEWERKING OP GROND VAN HET BEPAALDE IN ARTIKEL 72 DER LAGER-ONDERWIJSWET 1920.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 298