29 20 JANUARI 1972 maal beoordelen, de raad beschikt blijkbaar over meer informatie dan waarover ik beschik. Ik weet niet hoe de gang van zaken bij alle groeperingen geweest is. Soms ben ik trouwens wel eens een beetje blij dat ik het niet allemaal hoef te weten en dat de ver antwoordelijkheid dan duidelijk bij een ander ligt. Ik geloof nl. dat wij met elkaar hebben afgesproken dat de vertegenwoordigingen val len onder de verantwoordelijkheid van de verschillende richtingen, die hun vertegenwoordigers afvaardigen. Wij hebben indertijd' ook gesteld dat de raad niet tot benoeming van commissieleden zou overgaan, indien hij ervan overtuigd was dat er fouten zouden zijn gemaakt met betrekking tot de voordracht. De heer von Schmid heeft daarop gedoeld. Er zou dan natuurlijk weer een overleg moeten ontstaan, ornaat de raad geen commissieleden kan benoemen zonder een voordracht van de verschillende groeperingen. Wat is er nu ge beurd? Wij hebben iedereen tijdig geïnformeerd en de voordracht is ingediend. Ik moet zeggen dat ik niet over de gegevens beschik, waardoor ik een gefundeerd oordeel zou kunnen geven over datgene wat hier nadrukkelijk wordt gesteld, nl. dat een en ander niet op democratische wijze zou hebben plaatsgevonden. De heer van Os heeft gezegd dat de wethouder een vermetel vertrouwen heeft. Ik wil dan wel zeggen dat ik nog steeds vertrouwen heb in de ontwik keling op dat terrein. Naar mijn vaste overtuiging kunnen de ouders en de oudercommissies, die belangstelling hebben voor deze zaak, op korte termijn datgene realiseren wat men werkelijk wil, indien men met elkaar de gehele kwestie bestudeert. Naar mijn mening is het nl. uitgesloten dat de Katholieke Diocesane Schoolraad, indien de ouder commissies bij het katholiek onderwijs met elkaar in groot verband hun duidelijke opvatting uitspreken over de vertegenwoordiging van de oudercommissies in deze commissie, hieraan geen gehoor zou schen ken. Ik geloof dus dat het gestalte geven aan de aemocratie niet door de wethouder van onderwijs moet gebeuren; zoals al gezegd is moet dit van onderop groeien en juist in die instituten, die op die ter reinen verantwoordelijkheid dragen. Ik wil er wel bij zeggen dat die instituten dan bereid moeten zijn er veel werk voor te verrichten. De democratie wordt natuurlijk niet gediend met praatcolleges, waar uit bepaalde mensen naar voren komen. Ik ben blij dat in deze raad gezegd is, dat de democratie gediend wordt met mensen, die in staat en bereid zijn om met veel inzet het werk van de grond te brengen. De heer van Os heeft gezegd dat ik een vermetel vertrouwen heb gehad. Ik blijf mijn geloof en vertrouwen echter wel behouden, al hoewel ik hieraan moet toevoegen dat, indien men de Bredase onder wijssituatie met betrekking tot dit onderdeel maar ook tot andere onderdelen goed wil behartigen, misschien in de gehele organisatie structuur wel het een en ander zou moeten veranderen. Ik teken daarbij echter aan dat men om de zaak echt te dienen in groot verband zal moeten werken en niet alleen vanuit de eigen school. Ik heb hierbij wat lang stilgestaan, omdat naar mijn mening dit één van de belangrijkste onderstromingen in het debat is geweest. Ik meende er goed aan te doen hierop wat uitvoeriger in te gaan. Ik geloof dat ik minder uitvoerig behoef in te gaan op datgene wat mevrouw Willems gezegd heeft met betrekking tot de betekenis van het werk en de verantwoordelijke taak, die de commissie op zich neemt. Ik heb daarover trouwens al iets gezegd. Mevrouw Willems heeft zich ook verheugd getoond over het feit dat alle levensbeschou welijke richtingen elkaar hier gevonden hebben. Ik wil hier nogmaals

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 29