323 13 APRIL 1972 van de productie van dit soort chemische vezels bij dit productievolu me niet mogelijk is, omdat er gewoon geen markt meer voor aanwezig is. Dit gegeven kan, welke vorm van kapitaalverschaffing of medezeggen schap men ook voorstaat, op generlei wijze gewijzigd worden, tenzij de wereldmarktsituatie van de ene op de andere dag een verandering zou ondergaan. Het ENKA -bedrijf in Breda kan slechts op twee manieren blijven doordraaien. Op de eerste plaats zou dit mogelijk zijn indien men de productie van deze vezels elders, met name in Emmen, niet onbelangrijk zou verminderen. Ik acht dat gezien het werkgelegenheids beleid dat de landelijke overheid in deze voorstaat een weinig relevant alternatief. Op de tweede plaats zou ENKA Breda gecontinueerd kunnen worden, indien het productieproces op andere producten zou worden ge richt, Automatisch ben ik nu bij het tweede aspect verzeild geraakt: de gevolgde procedure. Helaas moet ik dan constateren dat er niet al leen betreurenswaardige beslissingen genomen zijn, maar dat die be slissingen ook nauwelijks acceptabel zijn. Het college deelt in de no ta die ons gisteravond heett bereikt mede dat de Raad van Bestuur van het AKZO-concern eventuele alternatieve werkgelegenheid door het vestigen van een andersoortige industrie in voorkomend geval in over weging zal nemen. Ik vind dat een symptoom van een uiterst aanvecht bare procedure. Men had toch mogen verwachten dat de Raad van Be stuur van de AKZO alvorens een dergelijk ingrijpend besluit te nemen - dit besluit brengt immers repercussies voor pakweg 1700 gezinnen in Breda en de regio met zich mede - elke vorm van altenatieve werkge legenheid binnen of buiten het concern duidelijk tot op de bodem had uitgezocht. Het feit dat tot 3 J 4 weken geleden nog personen aange nomen zijn die wellicht elders een goede baan hebben laten schieten illustreert op betreurenswaardige wijze dat bij de gevolgde procedure calculaties en harde economische data een veel grotere rol gespeeld hebben dan andere criteria. Gezien de situatie in de chemische vezel- industrie, die ook de vakbonden en het personeel bekend was, zou het niemand verwonderd hebben als voor het ENKA-bedrijf in Breda reeds medio 1971 een personeelsstop zou zijn afgekondigd. Op die wijze zou in ieder geval een beperkte hoeveelheid persoonlijk leed voorkomen zijn. Tenslotte kom ik aan het derde aspect: wat kan de gemeente doen? Bij het begin van mijn betoog heb ik reeds waardering uitgesproken voor het slagvaardig beleid van het college. Breda heeft zich reeds bij her haling kandidaat gesteld als vestigingsplaats voor een rijksdienst. Ik meen dat het ruim een jaar geleden is dat dit de laatste maal uitdrukke lijk gesteld is. Onder druk van de omstandigheden die zich vandaag voordoen lijkt het mij zinvol om in dit verband opnieuw de aandacht op Breda te vestigen. Verder denk ik aan Antwerpen en Rotterdam. Breda met zijn dienstverlenend karakter moet aantrekkelijk zijn voor ondernemingen die belangen hebben in beide havens. Met name wil ik ervoor pleiten dat de wethouder van economische zaken min of meer in beide steden de boer op gaat en Breda vanwege zijn gunstige ligging en aantrekkelijk leefklimaat aan de man brengt. Ons vertrouwen in onze burgemeester en onze kundige wethouder van economische zaken uitsprekend hopen wij op positieve resultaten. Het instrumentarium waar over Breda beschikt is uiterst beperkt. Er zal dan ook geen enkele moge lijkheid om alles en iedereen voor een positieve inbreng te mobiliseren verloren mogen gaan. Mag ik tot slot de aantekening plaatsen dat on ze fractie bij nadere bestudering van de werkgelegenheid in Breda niets anders kan constateren dan dat een groot aantal industriële arbeidsplaatsen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 323