324 13 APRIL 1972 op een aantal bijzonder zwakke pijlers rust. Dat is een uiterst beden kelijke situatie en ik wil het college dan ook verzoeken om in ieder geval de afdeling economische zaken ter secretarie in die zin te ver sterken dat er tenminste één gekwalificeerd medewerker is die de si tuatie ten aanzien van de bedrijven die in Breda voor een relatief gro te werkgelegenheid zorgen in financieel-economisch opzicht zo kritisch mogelijk volgt, opdat het college in de toekomst voor een situatie zo als zich nu heeft voorgedaan tijdig gewaarschuwd zal zijn. De heer CRUL: Het is moeilijk om deze zaak zonder emoties te bespreken en het is ook bijna onmogelijk; een groot deel van de Bre dase burgers is immers bij deze zaak betrokken. Het besluit van de be drijfsleiding van AKZO grijpt zo diep in in de levens van de betrokke nen dat een zakelijke benadering op hen wel de indruk zou moeten maken dat wij ons bij deze kwestie niet betrokken voelen. Het tegen deel is natuurlijk waar. Toch zullen wij het op deze zakelijke manier moeten doen; in deze raad kunnen wij van elkaar emotioneel maar heel moeilijk verdragen. Het is moeilijk om het sluiten van het bedrijf vanuit onze ge meentelijke verantwoordelijkheid te zien. Het probleem moet op een geheel ander vlak geplaatst worden, indien wij tenminste voor de toe komst dergelijke zaken willen vermijden. Toch ontkomen wij er niet aan om de bedrijfssluiting ook vanuit onze functie als stadsbestuurder te bespreken. Als P.A.K. -fractie hebben wij de activiteiten van het college vanaf 6 april j,l.de dag waarop het college ons schriftelijk van het nieuws op de hoogte stelde, op de voet gevolgd. Op 7 april heeft het college de stuurgroep ingesteld en ons daarvan eveneens schriftelijk mededeling gedaan. In deze laatste brief heeft het colle ge ons tevens wat meer informatie gegeven. Wij missen echter de na men en kwaliteiten van de vertegenwoordigers en een argumentatie van de keuze. Voor een goed begrip van de activiteiten van het col lege lijkt het ons noodzakelijk dat wij hierover vandaag nog officieel worden ingelicht, In de brief van 7 april worden een paar vertegenwoor digingen vermeld. Elders in de brief worden vertegenwoordigers genoemd en wij nemen aan dat het de bedoeling van het college was om van be paalde groeperingen meer vertegenwoordigers aan te trekken. Ik doel hierbij speciaal op de vertegenwoordigingen van het gemeentebestuur, de regio en de vakorganisaties. Het is ons opgevallen dat de werknemers van ENKA en de vakorganisaties zwak vertegenwoordigd zijn. U zult wel begrijpen dat de groeperingen waaruit het P.A.K. is samengesteld, nl. de P. P. R. en de P. v„ d.A,en de plaatselijke vakbeweging mét de P.A.K. -fractie in deze raad bereid zijn hun verantwoordelijkheid in de stuurgroep te dragen en mee te werken aan een oplossing van de zeer moeilijke vraagstukken. De activiteiten van de stuurgroep worden door onze fractie uiteraard ondersteund. Helaas moet je dan als stadsbestuurder met bitterheid constateren dat je behalve het sti muleren van de werkzaamheden van de stuurgroep aan dit probleem weinig kan doen. Voor een politicus is dit een teleurstellende ervaring, die eens temeer aangeeft dat er in onze maatschappijstructuur iets gron dig mis is. Wij verkeren als burgers van Breda en als volksvertegenwoor digers echter in een andere positie en kunnen wij naar mijn mening onze mening over de bedrijfssluiting op gemeentelijk niveau duidelijk en zonder misverstand weergeven. Voorop moet dan natuurlijk wel gesteld worden, zoals ookJal meer gezegd is, dat wij in onze functie van plaat selijke volksvertegenwoordiger aan de feitelijke situatie voor de werknemers

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 324