325
13 APRIL 1972
niets kunnen veranderen. Tegenover de werknemers van ENKA zou
het niet eerlijk zijn indien wij dit anders zouden voorstellen. Als volks
vertegenwoordigers zijn wij echter verantwoordelijk voor het algemeen
belang van Breda, evengoed als de Tweede Kamer op haar beurt voor
de landelijke zaak verantwoordelijk is. Onze verantwoordelijkheid is
in de Gemeentewet vastgelegd. Wij menen dat de door AKZO geno
men maatregelen duidelijk in strijd zijn met het algemeen belang
van Breda en vooral op die grond keuren wij de beslissing van de AKZO-
leiding ten sterkste af. Vanaf vorige week hebben wij natuurlijk inten
sief met de werknemers van AKZO meegeleefd. Alle publicaties, T.V. -
uitzendingen, uitspraken van tal van organisaties en vertegenwoordigers
hebben wij op ons laten inwerken. Wij hebben ervaren dat het overgro
te deel van het nederlandse volk er toch wel mee eens is dat er nu ein
delijk eens een eind moet komen aan de situatie dat een zeer gering aan
tal mensen op grond van louter financiële en economische motieven het
leven van een groot aantal burgers zo ingrijpend en naar onze mening
op een onaanvaardbare wijze kan veranderen. Onze fractie is het met
de vakbeweging en de ondernemingsraad van AKZO eens dat er op dit
moment, zolang de AKZO niet bereid is om alle informatie over de
financiële en economische omstandigheden van het bedrijf op tafel te
leggen, niet over een bedrijfssluiting kan worden gesproken. In de mo
tie van mevrouw Stockmann komt een en ander overigens ook tot uit
drukking. Onze fractie heeft het volste vertrouwen in de vertegenwoor
digers van de werknemers en zegt hun uiteraard binnen ons vermogen
alle steun toe.
Zoals bekend komen de werknemers van AKZO morgen in het
Turfschip bij elkaar om hun protest tegen het voorgenomen besluit te
laten horen. Ik neem aan dat het college voor deze bijeenkomst even
eens een uitnodiging ontvangen heeft. Wij zouden het op prijs stellen
indien het college en de raadsleden op deze vergadering aanwezig zou
den zijn om op die manier als stadsbestuur aan de betrokken burgers
van Breda te tonen dat zij op onze steun kunnen rekenen. Naar onze
mening mag daarover geen misverstand bestaan.
Tenslotte wil ik de mening van de P. A.K. -fractie over de mo
tie van mevrouw Stockmann laten horen. In feite heb ik al gezegd dat
wij over punt a niet van mening verschillen. Er moet niet over het ne
men van andere maatregelen gesproken worden zolang niet duidelijk
vaststaat dat bedrijfssluiting noodzakelijk is. Dat is onze mening over
de motie als stadsbestuurders; als volksvertegenwoordiging achten wij
de motie te zwak. Zij geeft in feite onze gedachten niet weer. Zoals
gezegd is het niet mogelijk om deze gevoelens op gemeentelijk niveau
via een uitspraak in deze raad tot uiting te brengen.
Mevrouw VAN NES-BRANDS; Vorige week heeft een schoksgewijze
bewustwording van het vastlopen van onze maatschappelijke structuren
eigenlijk bij ons allen plaatsgevonden. Het is duidelijk geworden dat
de werknemers leven bij de gratie van het beleid van een raad van be
stuur. Het is ook eens te meer duidelijk geworden dat ongetemperde
groei van productie en consumptie dan hier, dan daar zullen moeten
leiden tot een schoksgewijze ingreep in die processen. Vanavond is al
gezegd dat een gemeenteraad op deze processen nauwelijks enige in
vloed kan uitoefenen. Het is niettemin juist dat het gemeentebestuur
al het mogelijke doet om de ontstane situatie nog enigermate te be
ïnvloeden. Wij stemmen dan ook in met het beleid dat het college van
af 6 april tot op heden gevoerd heeft en hebben met het oog op een zicht