326 13 APRIL 1972 op een beleid voor de nabije toekomst de motie van de K. V. P„ gaarne ondersteund. De heer VON SCHMID: Wij zitten hier vanavond te beraadslagen over een tragische situatie; tragisch, omdat een aantal hardwerkende mensen van het ENKA-bedrijf geheel buiten hun schuld plotseling met sluiting van het bedrijf en werkloosheid geconfronteerd worden. De heer Crul heeft al gezegd dat het moeilijk is deze zaak in alle rust te bena deren, maar ik geloof toch dat wij er wijs aan zullen doen om de zaak vanavond in deze raad zo zakelijk mogelijk te bespreken; wij menen nl. dat daarmede de belangen van de werknemers het meest gediend zijn. Wij steunen dan ook van harte de motie van mevrouw Stockmann, Het is immers volkomen duidelijk dat dit geen zaak van politiek be drijven is; het gaat gewoon om het tot uitdrukking brengen van het voor de raad meest haalbare. Wij menen dat de motie hieraan beantwoordt. Voor ons is het het belangrijkste dat raad en college zich eensgezind over de ontstane situatie uitspreken. Ook wij zijn natuurlijk verheugd over de stappen die het college, waarbij misschien speciaal de voor zitter dient te worden genoemd, in de afgelopen dagen heeft onderno men. Wij kunnen rustig vaststellen dat de leden van het college bepaald niet stilgezeten hebben. Hierbij zou ik het kunnen laten, maar ik wil toch nog een enkele opmerking over de algemene toestand maken. Ver schillende sprekers hebben er al op gewezen, maar ik vind dit punt zo belangrijk dat ook ik wil stellen dat wij gemeentelijk noch regionaal veel tegen dergelijke zaken kunnen ondernemen. Ik geloof inderdaad ook dat hier aan de orde is een structuur die nu eenmaal nog steeds in onze maatschappij bestaat en die er de oorzaak van is dat deze dingen blijkbaar onvermijdelijk zo nu en dan voorkomen. Als raad kunnen wij slechts tot uitdrukking brengen dat in het nationale vlak de regering meer zal moeten doen aan de werkloosheidsbestrijding in West-Brabant en Breda. Reeds voordat het nieuws over de voorgenomen sluiting van het EN- KA-bedrijf bekend werd gemaakt was men in de raad al van mening dat hieraan te weinig werd gedaan. Deze overtuiging is in verband met de nu ontstane situatie natuurlijk nog versterkt, Ik neem aan dat het col lege nogmaals de regering zal verzoeken om in dit verband meer voor West-Brabant te doen. Een ander punt dat eigenlijk ook alleen maar nationaal op te lossen is is dat de regering initiatieven in E. E. G. -ver band zal moeten ontplooien. Naar onze mening is dit nl. één van de kernpunten; internationaal, dus ook in E. E. G. -verband, is er nu een maal geen afdoende regeling voor sanering van het economische leven, waardoor een gebeurtenis zoals nu heeft plaatsgevonden zou kunnen wor den voorkomen. Wij vrezen dan ook dat wij met dergelijke zaken nog herhaaldelijk te maken zullen krijgen. Tenslotte moet ik in dit verband opmerken dat het op ons als een grote sociale onrechtvaardigheid over komt dat werknemers, zeker als zij buiten hun schuld op straat komen te staan, bedreigd worden met vermindering van inkomen. Wij geloven dat één van de regeringstaken zou moeten zijn om ervoor te zorgen dat deze inkomstenbeperking, die door ons toch sterk als niet-sociaal wordt ervaren, op grond van een bepaalde regeling onmogelijk wordt gemaakt. Het akeligste voor de werknemers en hun gezinnen is nl. dat zij een vermindering van het inkomen onder ogen zullen moeten zien. Voorts wil ik nog enkele opmerkingen maken over de maatrege len van het college van burgemeester en wethouders. Wij verheugen ons er natuurlijk over dat er een stuurgroep ingesteld is. Wij missen echter in de taakstelling van de stuurgroep het informeren naar en

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 326