330 13 APRIL 1972 5. Hetzelfde geldt voor de vertegenwoordiging van de werkgeversorga nisaties. De voorzitter van deze organisaties, de heer Harks, heeft zitting in de stuurgroep. 6. De voorzitter van de Kamer van Koophandel, de heer Smits van Waesberghe, die verzocht is in de stuurgroep zitting te nemen, heeft dit verzoek ingewilligd. 7. In de stuurgroep heeft verder zitting de hoofdinspecteur-directeur van de arbeidsvoorziening, die zich zal laten assisteren door de heer Jansen van het arbeidsbureau hier ter stede. 8. De vertegenwoordiger van het E. T. I. is de directeur, de heer Moo- nen. Ik voel mij verder verplicht u in aansluiting op de mededeling van gisteravond te vertellen dat vanaf donderdag j. 1. natuurlijk con tact met de provinciale- en rijksoverheid is opgenomen. Namens het college van burgemeester en wethouders heb ik de totale problematiek aan de minister van economische zaken voorgelegd en hem uiteraard ook de vraag gesteld in hoeverre de regering in deze precaire situatie de helpende hand kan bieden. Ik kan u verzekeren dat ik in dat ge sprek veel begrip ontmoet heb en ook het begin van medewerking van regeringszijde verkregen heb. U mag verwachten dat - zoals u weet bevindt de minister zich momenteel buitenslands - op zeer korte ter mijn contact met de minister zal plaatsvinden. Wij hebben twee mi nisters om een onderhoud verzocht en ik neem aan dat dit onderhoud binnen tien dagen zal plaatshebben. Op dezelfde dag is contact ge zocht met de commissaris van de Koningin en met het provinciaal be stuur. Ook van die kant is de door ons gevraagde medewerking toege zegd. Met het provinciaal bestuur moet dezer dagen nog besproken worden waaruit die medewerking zal bestaan, maar ik ben ervan over tuigd dat het college van gedeputeerde staten volledig staat achter de opvattingen die hier in de gemeente geuit zijn. De heer Sandberg, maar ook anderen hebben erop gewezen dat het stadsbestuur contact zal moeten opnemen met de rijksoverheid in verband met de spreiding van de rijksdiensten; in de motie wordt dit trouwens ook genoemd. Zoals bekend heeft het stadsbestuur in 1967 hierop al de aandacht gevestigd en nog zeer onlangs is dit weer ge beurd. Wij zijn op het ogenblik heel intensief bezig met een analyse van de mogelijkheden voor vestiging van rijksdiensten in Breda. De minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening heeft vanmiddag een bezoek aan Breda gebracht. Ik heb hem bij die gelegenheid gevraagd of wij over dit vraagstuk met hem en mogelijk met andere ministers op korte termijn een gesprek kunnen hebben. De minister heeft die vraag bevestigend beantwoord. Wij gaan dus eerst eens naar de minister toe. Hij heeft zelfs in een zojuist gehouden persconferentie gezegd dat hij bijzonder graag een gesprek zal hebben met het college van burgemees ter en wethouders en heeft daarbij gesproken over een gesprek van het college met een delegatie van de ministerraad. Ik geloof daarbij te moeten aantekenen dat - dit geldt ook voor mijn volgende opmerking - er vandaag natuurlijk geen toezeggingen zijn. U kunt er echter van overtuigd zijn dat de weg die de afgelopen dagen gevolgd is zeker in de richting van de rijks- en de provinciale overheid zal worden vervolgd. Tenslotte wil ik nog een opmerking maken over de eventuele ves tiging van de D.A.F. in Breda, waarover de laatste tijd veel gesproken is en waarover ook publicaties zijn verschenen. Eerlijkheidshalve moet ik u zeggen dat wij vóór het verschijnen van de eerste publicaties hier van summier op de hoogte waren; een en ander lag al in de bedoeling.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 330