333 13 APRIL 1972 de heer Van Graafeiland niet zoveel meer te zeggen. Uiteraard ben ook ik diep geschokt door de dreigende bedrijfssluiting en ben ik mij levendig bewust van de schrik en de onzekerheid bij de betrokkenen. Een bepaalde onzekerheid hoort weliswaar bij het leven, maar mijns inziens is het zaak om deze grote, knagende onzekerheid zo kort mo gelijk te doen duren. Het is dan ook te hopen dat snel zekerheid zal worden verkregen over het al dan niet doorgaan van de voorgenomen bedrijfssluiting. Intussen moeten wij wel proberen niet in paniek te geraken, waardoor wij misschien dingen zouden kunnen gaan doen die voor het welzijn van de betrokkenen niet goed zouden zijn. De eruge betrekkelijke zekerheid die wij hebben is dat de AKZO, als de sluiting doorgaat, niet ineens maar gefaseerd dichtgaat. Ik vind dit toch wel een lichtpunt in een trieste affaire. Wij zullen moeten voor komen dat door een paniekerig optreden, door een overhaaste en on doordachte vlucht datgene wat door een geleidelijke afbouw nog te redden is teniet wordt gedaan. Wij krijgen enige tijd om na te denken wat wij het beste zullen kunnen doen. Ik onderschrijf dan ook volledig punt b van de motie, waarin verzocht wordt aan te dringen op een flexi bele sluitingstermijn. Ik ben het met de heer Crul eens dat er op dit moment nog teveel onzekerheid bestaat. Naar mijn mening zou het dan ook prematuur zijn om nu reeds maatregelen voor bemiddeling en omscholing te gaan treffen. Bovendien zouden wij hiermede mis schien de partijen voor de voeten lopen. Het Gewestelijk Arbeidsbu reau zal dan ook nog niet officieel bij de AKZO gaan bemiddelen; natuurlijk wordt er wel bemiddeling verleend aan die personen, die zich hiervoor individueel bij het arbeidsbureau aanmelden. Het Ge westelijk Arbeidsbureau is overigens wel van plan te gelegener tijd voor het informeren en bemiddelen van de eventueel ontslagen werk nemers van de AKZO vrijgemaakt personeel van andere arbeidsbureaus aan te trekken. Intussen is men bezig met het samenstellen van de exacte vacaturelijsten. In dit verband wil ik even ingaan op de vraag van mevrouw Stockmann of het juist is dat de 35%-regeling van toe passing is op de werknemers van ENKA Breda. Ik heb hiernaar vandaag nog geïnformeerd. In Den Haag of Leidschendam wordt centraal be paald voor welke plaatsen deze regeling van toepassing is. A.s. dinsdag zal in de Tweede Kamer over deze affaire een debat worden gehouden en de minister zal dan bekendmaken of deze 35<7o-regeling ook van toe passing zal zijn op de werknemers van ENKA Breda. De heer Von Schmid heeft ook nog het punt van het arbeidsbureau nieuwe stijl in de discussie gebracht, In feite staat dit punt natuurlijk los van de trieste AKZO-affaire. De kwestie van het arbeidsbureau nieuwe stijl is al meer dan een jaar in studie en als ik mij goed herin ner is men met vier arbeidsbureaus nieuwe stijl bij wijze van experi ment gestart. Ik zou ook graag gezien hebben dat Breda hierbij geweest was maar dat is helaas niet gelukt. Ik wil echter graag nogmaals proberen om ook Breda bij dat experiment betrokken te krijgen. De heer Von Schmid zal overigens wel weten dat het Gewestelijk Arbeidsbureau geen gemeen telijke zaak is. De heer VON SCHMID: Ik heb mij in dat woord vergist.' De heer DE RAAFF: Ik. geloof dat wij niet alleen de motie van de raad met vuur zullen moeten uitvoeren, maar dat wij gecoördineerd in de stuurgroep intens zullen moeten doorwerken aan de oplossing van de gerezen problemen. Het lijkt mij mogelijk dat wij, zeker als wij

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 333