334 13 APRIL 1972 kans zien andere bedrijven, al dan niet uit Antwerpen en Rotterdam, naar Breda te krijgen, de dreigende werkloosheid die zoals de heer Von Schmid zei bovenop de bestaande werkloosheid komt en misschien nog gevolgd zal worden door nu nog latente werkloosheid te lijf te gaan. De VOORZITTER: Ik meet mijzelf in deze eerste termijn nog enige tijd toe. Ik wil u nl. nog graag mededelen dat de motie die door mevrouw Stockmann, mevrouw Van Nes en de heren Jansen, Spanjer, Crul, Kroon, Sandberg, Froger en Von Schmid is ondertekend, het college als bijzonder juist voorkomt en dus ook heel welkom is. Ik kan hieraan misschien nog toevoegen dat ik het van bijzonder groot be lang acht dat de raad zich eenstemmig achter de motie opstelt. De ver zoeken die in de motie zijn opgenomen zullen vanzelfsprekend, zoals de heer De Raaff al zei, met vuur worden uitgevoerd. Mevrouw STOCKMANN-VAN DER KALLEN: Ik wil nog heel even terugkomen op het punt van de verantwoordelijkheid van het stadsbestuur ten aanzien van de werkgelegenheid. Ik begrijp dat deze problematiek niet ineens door het college uit de doeken kan worden gedaan, maar voor mij is toch niet duidelijk geworden dat de stuurgroep tezamen met het stadsbestuur werkgelegenheid zal creëren en ook voor de verre toekomst hiervoor een beleid op stapel heeft staan. Ik denk dat de stuur groep zich hierop nog zal moeten bezinnen en hieraan een studie zal moeten wijden en mijns inziens kunnen de problemen in Helmond en de studies naar aanleiding daarvan op gang gekomen zijn hierbij een leidraad zijn. Ik meen dat wij aan de hand hiervan in de interdepartementale werkgroep die tot stand zal moeten komen ook met rijk en provincie zullen moeten doorwerken. De heer SANDBERG: Ik wil toch nog gfaag een opmerking maken over de continuering van de productie. Ik heb begrepen dat de heer Kroon een vraagteken zet achter de opmerking die ik in dit verband in eerste instantie heb gemaakt. Hij vraagt zich nl. af in hoeverre het de voorkeur verdient meer belang te hechten aan de motie dan aan mijn opmerking. Misschien heb ik een en ander niet goed geformuleerd; ik heb in ieder geval willen zeggen dat wij de indruk hebben dat de situatie op de chemische vezelmarkt op dit moment weinig uitzicht biedt op continu ering van de productie van de vezels die tot dusverre in Breda werden vervaardigd. Ik heb gezegd dat voor mij het belangrijkste alternatief voor het openhouden van ENKA Breda het kiezen van een ander productie pakket is. Ik ben dan ook bijzonder blij met een artikel dat vanavond in de N. R. C. verschenen is. Uit dit artikel blijkt dat de Raad van Be stuur van ENKA Glanzstoff zich bereid verklaard heeft de centrale on dernemingsraad medewerking te verlenen bij het zoeken naar andere oplossingen voor de moeilijkheden in het concern dan die van sluiting van de bedrijven in Breda en Emmercompascuum. Ik vind het alleen bijzonder jammer dat deze zaak voordat het besluit genomen werd niet diepgaand uitgezocht is en ik vraag mij dan ook af of het wel reëel is om in dit stadium een centrale ondernemingsraad in een tijds bestek van enkele weken iets te laten uitzoeken, waarvoor de Raad van Bestuur van het AKZO-concern enige maanden de tijd heeft gehad. Ik plaats deze kanttekening geheel voor mijn persoonlijke rekening. Wat de spreiding van de rijksdiensten betreft ben ik bijzonder blij dat het college hieraan vanmiddag nog aandacht geschonken heeft en ik hoop op enig positief resultaat. In dit verband wil ik de aandacht

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 334