336
13 APRIL 1972
voldoen, maar ten opzichte van de burgerij die openheid te betrachten
die noodzakelijk is; de burgerij heeft hier recht op.
Wij zijn nu officieel op de hoogte van de samenstelling van de
stuurgroep. Toch wil ik op u, omdat u in feite de leiding van de stuur
groep heeft, mijnheer de voorzitter, een beroep doen om de uitbrei
ding van de vertegenwoordiging van de vakorganisaties te bevorderen.
Daarbij denk ik vooral aan de overlegorganen van het ENKA-bedrijf
in Breda.
U heeft ook opgemerkt dat zowel de provinciale als de landelijke
overheid in feite het standpunt van het college van burgemeester en
wethouders van Breda en zijn activiteiten onderschrijven. Ik wil toch
graag weten of dit inderdaad het geval is. Ik meen nl. dat de uitspraken
die door het college zijn gedaan toch duidelijk in strijd zijn met de
leiding die de centrale overheid ten aanzien van de werkgelegenheid
geeft. Ik geloof daarom dat het belangrijk is te weten hoe de situatie
in dit geval nu precies ligt.
De heer V an Graafeiland heeft een opmerking gemaakt die mij
persoonlijk toch wel gefrappeerd heeft. Hij zegt dat het college hier
eigenlijk niet kan ingaan op de opvattingen die in de raad over de
maatschappijstructuur geëtaleerd zijn, omdat dit niet tot de taak van
de plaatselijke overheid behoort. Dat kan ik toch moeilijk begrijpen.
Al diegenen die achter de collegetafel zitten zijn toch lid van een
politieke partij en zijn daarnaast volksvertegenwoordigers. Mijns in
ziens is het de taak van de leden van het college om ook in dat vlak
een standpunt bekend te maken, zeker als in de raad in dit verband
opmerkingen gemaakt worden.
Ook aan wethouder De Raaff zou ik nog een vraag willen stellen.
Hij heeft wel onderschreven dat het in eerste instantie zaak zal zijn
om voortzetting van het bedrijf na te streven en dat het nemen van
andere maatregelen pas aan de orde zal komen als de afbouw definitief zal
zijn. Ons inziens is het echter noodzakelijk dat ook in de fase waarin de
werknemers van ENKA zich nu bevinden overleg tussen de werkers in de
sectoren van de sociale dienstverlening plaatsvindt. De werknemers van
AKZO dienen ook nu zo goed mogelijk geholpen te worden. Ik wil de
wethouder daarom vragen tezamen met de stuurgroep hierbij coördinerend
op te treden.
Van u, mijnheer de voorzitter, heb ik geen antwoord gekregen
op mijn vraag of u morgen aanwezig zou willen zijn op de vergadering
die over deze kwestie morgen in het Turfschip zal worden gehouden.
Ik mag daaruit misschien concluderen dat u uw aanwezigheid
daar als iets vanzelfsprekends ziet.
Ik geloof toch dat niet moet worden misverstaan dat uit dit debat
duidelijk blijkt dat - de heer Kroon heeft een en ander nog eens expli
ciet gesteld - de eerste activiteiten van de stuurgroep zullen moeten
worden gericht op voortzetting van het bedrijf.
Mevrouw VAN NES-BRANDS: Voorzitter, u heeft een aantal be
sprekingen op ministerieel niveau aangekondigd en wij hopen dat het
werkgelegenheidspatroon in Breda op adequate wijze zal kunnen worden
hersteld. Intussen mag toch niet uit het oog worden verloren dat wat
nu in Breda schoksgewijze plaatsgevonden heeft elders in het land ge
leidelijker, maar even ingrijpend plaatsvindt. Ik denk dan b.v. aan
sluiting van de mijnen, afvloeiing in de landbouw en structurele werk
loosheid in het noorden van het land. Al deze zaken liggen op minis
terieel niveau en het is de taak van het kabinet om ten aanzien hiervan