13 APRIL 1972 338 en naar onze smaak zullen wij zolang hierin geen verandering komt met soortgelijke toestanden te maken krijgen. Wethouder Van Graafeiland heeft voorts gezegd dat ik mij teveel voorstel van de mogelijkheden die de gemeente heeft om in dergelijke zaken in te grijpen. Ik meen juist gezegd te hebben dat ik mij daar van weinig of niets voorstel. Ik heb eigenlijk alleen maar gevraagd of het tot de taak van de stuurgroep zou kunnen behoren om tijdig te informeren naar en op de hoogte te komen van dreigende sluitingen, een en ander niet om dreigende sluitingen te voorkomen, maar om de gevolgen van de sluitingen zoveel mogelijk op te vangen. Het verheugt mij bijzonder dat de voorzitter mij heel duidelijk begrepen heeft en mij ook volkomen afdoende beantwoord heeft. Tenslotte wil ik nog een opmerking maken over de tijdsduur van het werk van de stuurgroep. De voorzitter heeft gezegd dat deze tijdsduur beperkt zal zijn. In aansluiting aan de opmerking van me vrouw Stockmann over de studie die de stuurgroep zal maken lijkt het mij mogelijk dat die tijd iets zal uitlopen, ook al in verband met si tuaties die zich mogelijk nog elders in Breda zullen kunnen voordoen. Wat het eventueel meedoen aan het experiment arbeidsbureau nieuwe stijl betreft zijn wij verheugd over de toezegging van wethouder De Raaff. De heer FROGER: Ik weet niet zeker of ik datgene wat de heer Van Graafeiland gezegd heeft over de houding van het college met betrek king tot de plichten van de rijksoverheid wel goed beluisterd heb. Ik heb uit zijn betoog begrepen dat de plaatselijke overheid zich daarme de maar niet moet bezighouden. Mijns inziens is het echter in noodsi tuaties wel degelijk de plicht van het college van burgemeester en wet houders om de rijksoverheid op die situaties te wijzen en in het belang van de burgers van Breda zonodig kritiek uit te oefenen. Tenslotte wil ik dan toch nog even denken aan de ca. 500 jon geren, over wie de heer America gesproken heeft, en aan de bijna 600 werkloze bouwvakarbeiders. De VOORZITTER: Ik wil allereerst ingaan op opmerkingen van mevrouw Stockmann en de heer Von Schmid met betrekking tot het werk van de stuurgroep. Ik geloof inderdaad dat sturen gebaseerd zal moeten zijn op enige studie, maar in beginsel is deze stuurgroep geen studiegroep. De stuurgroep is plotseling in het leven geroepen en van deze stuurgroep mag actie worden verwacht. Het spreekt overigens vanzelf dat de stuurgroep op grond van wetenschap en studie verant woord zal moeten handelen. Mevrouw STOCKMANN-VAN DER KALLEN: Ik. bedoelde dat een en ander voorbereidend werk voor een studiegroep zou kunnen zijn. De VOORZITTER: Daarover bestaat geen enkele twijfel, mevrouw Stockmann. Wat de beperkte tijdsduur betreft wil ik nog opmerken dat ik mij ook wel kan voorstellen dat de stuurgroep geruime tijd aan het werk zou zijn, maar men zou zich voor de aanpak van het probleem van de werkgelegenheid in Breda en wijde omgeving ook een anders gestructureerde groep kunnen indenken, die een en ander wellicht fun damenteler zou kunnen benaderen. Ik denk daarbij aan de door de raad ingediende motie, waarin gepleit wordt voor een interdepartementale werkgroep. Hierbij moet wel duidelijk gesteld worden dat rijk en provin cie zouden moeten worden verzocht in deze groep zitting te nemen,

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 338