13 APRIL 1972
340
tot de oorzaken van de bedrijfssluiting en de invloed die de overheid
ten aanzien van die bedrijfssluiting eventueel zou moeten uitoefenen.
Ik heb zeer nadrukkelijk gezegd dat het van belang is dat die opmer
kingen gemaakt worden. Uiteraard is dit uit een oogpunt van politiek
belangrijk, maar het college is van mening dat het in wezen volstrekt
toevallig is welke wethouder een bepaalde portefeuille beheert en af
hankelijk van de partij die de wethouder vertegenwoordigt zou hij dan
zijn eigen maatschappij-kritische opvattingen naar voren brengen. Het
lijkt mij op dit moment ook erg moeilijk om hierin tot een communis
opinio te komen. Belangrijker vind ik dat ik geprobeerd heb de primai
re verantwoordelijkheid van het college in deze te schetsen en ik heb
de indruk dat mij dat gelukt is. Voor het beoordelen van de maatschap
pelijke verhoudingen is het college niet primair verantwoordelijk. Dat
neemt niet weg dat iedere individuele burger, dus ook iedere individuele
wethouder en ieder individueel raadslid, het recht heeft zich een oordeel
te vormen over de oorzaken van de bedrijfssluiting, de gevolgde proce
dure en de hardheid van de maatregelen. Het college stelt zich echter
op het standpunt dat een discussie over deze punten op dit moment be
ter achterwege zou kunnen blijven. Ik geloof dat ik hiermee mevrouw
Van Nes en de heer Von Schmid ook beantwoord heb.
De heer Froger en ik zijn het over de wijze waarop de plaatse
lijke overheid op door het rijk genomen maatregelen zou kunnen reage
ren volstrekt eens.
De heer FROGER: Gelukkig; dan heb ik het verkeerd begrepen.
De heer VAN GRAAFEILAND: Ik bedoelde beslist niet te zeggen
dat wij daarin geen taak zouden hebben.
Mijnheer de voorzitter, u heeft reeds gezegd dat het van uitermate
groot belang is dat het college in deze zaak openheid zal blijven betrach'
ten en uiteraard zal ook ik eraan medewerken dat daaraan alles wordt
gedaan.
De heer DE RAAFF: De vraag van de heer America heeft u reeds
voor mij beantwoord.
Mevrouw Van Nes en de heer Crul hebben in feite gevraagd om
aandacht voor de maatschappelijke begeleiding in verband met de te
verwachten moeilijkheden. Ik moet toch zeggen dat mijns inziens één
van de grondregels van het maatschappelijk werk is dat men hulp, ver
leent op verzoek van diegenen die in moeilijkheden zitten. Ik zie dat
mejuffrouw Paulussen met haar hoofd zit te schudden; zij is het kenne
lijk niet met mij eens. Ik heb altijd geleerd dat een maatschappelijk
werker zich niet moet opdringen en dat de mensen zelf om hulp moe
ten vragen.
Mejuffrouw PAULUSSEN: Ik heb begrepen dat mevrouw Van Nes
en de heer Crul gepleit hebben voor overleg met de werkers uit de
sectoren van de sociale dienstverlening in deze fase, teneinde een zo
adequaat mogelijk antwoord te kunnen geven op het moment dat er
vragen komen. Het is de bedoeling dat het college als plaatselijke
overheid het initiatief neemt om alle werkers uit alle sectoren van
de sociale dienstverlening voor een gesprek uit te nodigen, waarbij
de gehele zaak met haar achtergronden kan worden doorgenomen,
opdat zodra dit nodig is een goed antwoord kan worden gegeven.