20 JANUARI 1972
32
Schoolraad anders zal moeten worden aangepakt, opdat op de juiste
wijze het democratische element aan bod komt. Ik wil nog enige
opmerkingen maken naar aanleiding van het betoog van mevrouw
Stockmann. Zij beweerde dat wij als gemeente eigenlijk alleen
maar iets te maken hebben met het openbaar onderwijs. Ik meen
dat wij hier vanavond heel duidelijk bezig zijn met het nemen van
beslissingen ook ten aanzien van het confessioneel onderwijs. Ik be
grijp dus niet waarom wij daarover niet zouden mogen praten. Ge
lukkig hebben wij dat wel gedaan. Alleen mevrouw Stockmann heeft
trouwens dit bezwaar geuit. De heer Dees heeft een opmerking ge
maakt over het blanco stemmen. De voorzitter heeft er eigenlijk
al op gewezen. Ik geloof dat hij niet begrepen heeft wat mevrouw
Willems bedoelde. Het gaat dus niet om het stuk als zodanig, maar
wel om de voordrachten, die daarin voorkomen. Hierover zal schrif
telijk worden gestemd en dan kan men wel blanco stemmen. Er
is dan geen sprake van dat welke fractie dan ook zich onttrekt aan
de verantwoordelijkheid voor het instellen van de commissie voor de
schooladvies- en begeleidingsdienst.
Mevrouw STOCKMANN-V. D. KALLEN: Ik wil toch nog heel even
terugkomen op de moeilijkheden die gemaakt worden over de samen
stelling van de voordracht door de Diocesane Katholieke Schoolraad
en de Protestant-Christelijke scholen. De heer von Schmid is van
mening dat hij er wel over mag praten. Hij mag er gerust over
praten; hij heeft er alleen niets over te vertellen.
De heer VON SCHMID: Wij nemen vanavond besluiten, die toch
wel degelijk betrekking hebben op dat onderwijs!
Mevrouw STOCKMANN: Ik wil daarbij nog even aanhaken aan de
Diocesane Ouderraad in het Bisdom Breda. Er schijnen grote bezwaren
te bestaan tegen enkele personen die daar aangesteld zijn, terwijl
zij geen schoolgaande kinderen hebben. Deze Diocesane Ouderraad
is meen ik echter al vijftien jaar aan het werk, zodat de heren Brok
en van Loon b.v. daarmede al tien en vijftien jaar bezig waren.
De verschillende ouderraden waren zich ervan bewust dat er bij de
ze twee mensen zoveel kennis van zaken aanwezig is, dat zij een
en ander aan de heren Brok en van Loon hebben overgelaten. Ik
meen dat deze vrijheid toch ook wel genomen kan worden. Het
inzicht dat de jonge ouders deel uit moeten maken van de commissie
is natuurlijk heel belangrijk, maar wanneer deze ouders beslissen
dat ter zake kundigen zitting moeten nemen in de commissie dan
meen ik dat men deze ouders de vrijheid moet laten.
De heer VON SCHMID: Daarover ging het nu juist de hele avond,
nl. of dat gebeurd is!
De heer KRAMER: Ik heb wat moeite met uw verklaring dat wij
schriftelijk gaan stemmen, mijnheer de voorzitter. Ik meen dat wij
een en ander ook als volgt kunnen uitleggen: wij stellen een com
missie in en dat is een zaak. Stelt u zich voor dat wij voor de
15 leden 15 maal moeten stemmen? Hoe had u zich dat gedacht?