348 13 APRIL 1972 op uw tafeL Mocht hiervoor belangstelling bestaan dan kan er vanzelf sprekend wel iets georganiseerd worden. Wij horen het wel als leden van uw raad menen dat zij als particulier iets met dit stuk moeten doen. Zonder verdere beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt besloten dit stuk voor kennisgeving aan te nemen. Initiatiefvoorstel van mevrouw Willems-Van Doorn c. s. De heer SEVERENS: Dit rietsuikervoorstel is een resultaat van het koffiegesprek dat op zaterdag 8 april in de Wereldwinkel plaatsvond. Het college en de raad waren voor dat gesprek uitgenodigd. Op 7 maart en 1 april verzocht de Wereldwinkel de raad en het college uit solida riteit met de arme landen over te willen gaan van het gebruik van biet suiker op het gebruik van rietsuiker. Aangezien een voorstel dienaan gaande met op de agenda was geplaatst, terwijl beide brieven ook niet bij de ingekomen stukken waren vermeld, hebben enkele raadsleden gemeend op grond van artikel 17 van het reglement van orde aandacht voor dit voorstel te moeten vragen. Namens de indieners van het voorstel wil ik het graag kort toelich ten. Op het eerste gezicht lijkt het overschakelen van bietsuiker op rietsuiker overeenkomstig het voorstel een volkomen onbelangrijke zaak. Ik wil toch een poging wagen om duidelijk te maken dat inwil liging van dit verzoek wel degelijk van belang is voor de ontwikkelings hulp. Ik wil beginnen met het maken van enkele opmerkingen over de huidige situatie van de ontwikkelingshulp ten opzichte van de derde wereld. Vooral de laatste jaren hebben de rijke landen en vooral Neder land zich grote financiële offers en inspanningen getroost om de ont wikkelingshulp op gang te brengen. In absolute cijfers steeg de hulp van 8,8 miljard in 1965 tot 10,2 miljard in 1969. Ondanks deze groei is de netto-waarde van de ontwikkelingshulp sinds 1965 gedaald met ongeveer 20%, Daarmee is de ontwikkelingshulp in een crisis geraakt en daardoor wordt de welvaartskloof tussen de arme en de rijke landen nog steeds groter. Twee derden van de bevolking van de derde wereld beschikt over een inkomen van minder dan 150 per hoofd van de bevolking per jaar. Dat is minder dan l/lO van het gemiddelde inkomen in Nederland. Hoewel de bijstand in geld uitgedrukt toeneemt is deze vooruitgang met het oog op een menswaardig bestaan nog veel te klein. Het is dringend noodzakelijk het tempo van de ontwikkelingshulp op te voeren en gro tere zekerheid en continuïteit ten aanzien van de bijdragen te garande ren. Ik wil heel even ingaan op het voorstel zelf. Instemming met het verzoek van de Wereldwinkel betekent morele ondersteuning van de positie van de arme landen op de wereldhandelsconferentie Unctad III, die juist vandaag in Santiago in Chili wordt geopend. De bedoeling van deze conferentie voor de derde wereld is het aandeel van de derde wereld in de wereldhandel - dat aandeel loopt terug - te vergroten. Voorts wil de derde wereld via Unctad III haar economische onafhan kelijkheid verder uitbouwen. De conferentie is voorts van groot belang voor de ontwikkelingsstrategie van de jaren '70. Ook op een ander aspect van dit voorstel wil ik nader ingaan. Het uitgangspunt bij het verlenen van ontwikkelingshulp dient te zijn dat de ontwikkelingslanden op den duur economisch onafhankelijk moeten worden. Daartoe moeten ingrijpende maatregelen worden getroffen om

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 348