13 APRIL 1972 352 De heer GEENE: Ik wil wat dichter bij huis blijven en ik wil erop wijzen dat een van de weinige lonende producten van de Nederlandse boeren de suikerbieten zijn. Voor West-Brabant is de suikerbietenteelt van bijzonder belang. Door op grote schaal op rietsuiker over te schakelen trachten wij allereerst internationale afspraken te doorkruisen -- ik vraag mij af of zulks mogelijk is -- en als dat zou lukken zouden wij onze eigen boeren in nog grotere moeilijkheden brengen dan nu al het geval is. Ik acht het nuttig effect van rietsuikergebruik voor de ontwik kelingslanden zeer klein. Ik meen dan ook dat ik dit voorstel niet kan steünen. Mevrouw VAN NES-BRANDS: Dit voorstel, dat mede door ons aan de orde is gesteld, wil een voorstel van solidariteit zijn. Wij willen hiermee uiting geven aan een solidariteitsgevoel. Ik wil vanavond ook wijzen op een aspect dat in de raad meer zal aanspreken dan de vage kreten. Wij hebben zojuist een werk- gelegenheidsdebat achter ae rug, waarbij sprake was van het ontslag van 1700 werknemers. Hetzelfde is het geval in Suriname, een land dat niet ver van ons af zou moeten staan. De suikeronderneming Mariënburg staat op het punt te worden gesloten. Er zijn moeilijk heden. De onderneming is in de loop der jaren overgegaan van de ene handelmaatschappij naar een andere, zoals met zovele over zeese ondernemingen het geval is, is ook hier alleen rekening ge houden met de belangen van de aandeelhouders en met de mening van de raad van bestuur. Na wat wij vanavond hebben besproken zal het ons niet zo vreemd meer in de oren klinken dat de werk nemers ook daar, bijna vanzelfsprekend, geen enkele invloed heb ben op de leiding van en de gang van zaken binnen het bedrijf. Er zullen daar 1300 werknemers worden ontslagen. Zij krijgen geen wachtgeld, zij vallen niet onder sociale maatregelen. Zij kunnen alleen maar hun boeltje oppakken om naar de stad te gaan, waar ook geen werkgelegenheid is. Nu wij vanavond zo veel over werk gelegenheid hebben gesproken dacht ik dat dit aspect wat meer zou aanspreken. Het zou een gebaar van solidariteit met die werknemers, die niet ver van ons af zouden moeten staan, zijn, als wij het product gaan gebruiken dat zij zouden moeten kunnen produceren, maar waar voor zij wellicht binnenkort geen gelegenheid meer zullen hebben. Hoewel ik moeite heb met het door de heer Geene genoemde aspect, vind ik zijn pleidooi van minder belang als ik daarbij denk aan de grote groep werklozen die geen enkele achtergrond heeft. Ik wil daarom toch pleiten voor een gebaar van solidariteit van de ge wone burgers van een woonstad in Nederland. De heer VAN CAULIL: Zo lang het blijft bij een symbolisch ge baar om te laten blijken dat wij belangstelling hebben voor en medewerking willen verlenen aan de ontwikkelingsgebieden heb ik geen moeite met dit voorstel. Na de woorden van mevrouw van Nes heb ik echter behoefte hier iets dieper op in te gaan. Wanneer wij de zaak heel serieus nemen -- dat gaan wij doen omdat hier geen symbolisch gebaar wordt bedoeld, geen zoethou dertje en omdat wij spreken over de productie -- moeten wij even stilstaan bij de structuur van de gronden in West-Brabant en Zee land. Deze grond is bij uitstek geschikt voor het verbouwen van suikerbieten. Wij moeten daarnaast in ogenschouw nemen wat er

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 352