362 17 APRIL 1972 twee afdelingen. Er is een punt bij dat niet in mijn portefeuille thuis hoort, maar mogelijk kan dat door de betreffende collega worden be handeld, namelijk de vraag van de heer Koertshuis of er, als de kleu ters niet tijdens de schooluren zwemonderricht kunnen krijgen, een aparte regeling kan komen om de ouders in de gelegenheid te stellen hier zelf voor te zorgen. Wij mogen vaststellen dat de beide betrokken afdelingen heel plezierig hebben gereageerd op het uitbrengen van deze nota en wat erin staat, zij het dat er duidelijk tekorten zijn gesignaleerd met be trekking tot het gymnastiekonderwijs en het zwemonderricht in school verband in verschillende delen van de stad. Het is goed deze tekorten te kennen, opdat een daarop afgestemd beleid kan worden gevoerd. Ik geloof dat ik niet hoef in te gaan op de uitspraak in de nota dat het college drie uur gymnastiekonderwijs per klas per week ideaal acht, waarbij het zwemonderricht duidelijk onderdeel dient uit te maken van de lichamelijke opvoeding als geheel. Dat is de ideale situatie waar wij naar toe moeten, maar daar zijn wij nu nog vrij ver van ver wijderd. Wij moeten er echter rekening mee houden dat wij dat ideaal niet ineens kunnen bereiken en wij zullen dan ook voorzover mogelijk eerst naar twee uur moeten, om van daaruit te streven naar de volle drie uur. Bij de gang van zaken zoals wij die ons voorstellen doen zich twee specifieke moeilijkheden voor die ook in de nota zijn vermeld, namelijk de pieksituatie in de nieuwe wijken en de sanering van de oudere wijken. Dat betekent dat het tijdstip van totstandkoming niet overal gelijk zal zijn. Wat het medegebruik door het voortgezet onder wijs betreft moeten wij wel constateren dat nog niet zoveel jaar gele den het huidige m. a. v. o. volledig onder onze verantwoordelijkheid viel, omdat de gemeente ook voor het m. u. 1. o. moest zorgen. In die tijd is de situatie gegroeid dat het basisonderwijs en het huidige m. a.v.o. in onze taak zitten wat de verdeling van de zaalmogelijk heden betreft. Daaruit valt te constateren dat in bepaalde opzichten het m. a, v. o. daar voordeel van heeft, maar er zijn ook gevallen dat het basisonderwijs daarvan profiteert. In feite gaan wij er van uit dat ieder zijn eigen verantwoordelijkheid moet dragen en dat wij, voor zover het onze eigen accommodaties betreft, het basisonderwijs centraal stellen. De voorzieningen voor het voortgezet onderwijs zien wij inder daad als een verantwoordelijkheid van het rijk. Dat wil echter niet zeggen dat wij, als er mogelijkheden zouden zijn omdat het lager on derwijs tijd overhoudt, anderen niet graag zouden helpen als wij daartoe in staat zijn. Zoals ook duidelijk in de nota staat is er een afbouwregeling en willen wij voor voorzieningen zorgen die voldoende zijn voor het basis onderwijs, waarbij wij voorzover mogelijk bereid zijn het overige onder wijs te helpen als daar ruimte voor over is. Vervolgens zegt de heer Koertshuis dat de gymnastiekzalen en instructiebaden een zaak vormen die door de gemeentelijke overheid voor het basisonderwijs moet worden gefinancierd. Het is duidelijk dat dit onze taak is. Ik weet niet of het in de afdeling behandeld is, maar ik moet zeggen dat de situatie enigszins beïnvloed is door de opvattin gen met betrekking tot de gymnastiekzalen die in het verleden hebben gegolden. Er is namelijk een tijd geweest dat bij de bouw van scholen een gymnastiekzaal niet in de bouwvergunning werd opgenomen, zodat men moest volstaan met de bouw van de school sec. Dat leidde ertoe dat er daarnaast en daarna weer gymnastieklokalen moesten worden gebouwd. In een latere fase werden ook de gymnastiekzalen opgenomen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 362