364 17 APRIL 1972 moeilijkheden die zich kunnen voordoen, want wij moeten ons wel rea liseren dat het beschikbaar stellen van deze accommodatie twee kanten heeft. Er is niet veel fantasie voor nodig om te begrijpen welke proble men dit kan opleveren voor degene die de zalen beschikbaar stelt, In het algemeen kan ik zeggen dat de bereidheid zeker aanwezig is, hoe wel het af en toe ook voorkomt dat - de redenen daarvoor zijn mijns inziens niet altijd eenzijdig - er problemen bij rijzen. Wij kunnen het van onze kant niet opleggen, wat wij wel kunnen doen is nog eens con tact opnemen en te trachten de bereidheid te verkrijgen dat de gymnas tiekzalen ook buiten schoolverband kunnen worden gebruikt. Wethouder MANS: Ik heb de indruk dat de wethouder van onder wijs bij zijn verhaal over peuters en kleuters de wethouder van jeugd en sport watervrij heeft gemaakt, want ik geloof dat ik aan zijn woor den niet veel heb toe te voegen. Inderdaad is in de afdeling voor jeugd en sport aandacht gevraagd voor het zwemonderricht aan kleuters, met name na de schooltijden. Wij hebben in de afdeling toegezegd dat wij deze kwestie graag zullen overnemen, omdat zij een belangrijk gege ven vormt in de relatie tot de ontwikkelingsmogelijkheden en met na me ook de kansen daartoe. Wij zullen gaarne de mogelijkheden onder zoeken om na te gaan of daar een regeling voor kan worden gemaakt, vanzelfsprekend in samenspraak met de afdeling voor jeugd en sport. De heer KOERTSHUIS: Ik hoef in tweede instantie niet veel meer te zeggen, want wat de wethouder heeft gezegd is eigenlijk een onder streping van ons aller gedachten. Op een punt wil ik echter nog de na druk leggen en wel het medegebruik van de gymnastieklokalen door het voortgezet onderwijs. Uit het rapport blijkt dat er nog een aantal scholen is die in het geheel geen gebruik kunnen maken van een zaal, zodat de leerlingen daar geen gymnastiekonderwijs krijgen en dat is bijzonder triest. School nr. 4 aan de St. Jozefstraat bijvoorbeeld heeft negen klassen en daaraan is geen enkel uur toegewezen en zo zijn er nog meer, zoals school nr. 14 en school nr. 15. Wellicht kan er van gemeentewege druk worden uitgeoefend op de hoofden van dergelijke scholen om hen het belang van gymnastiekonderwijs te doen inzien. De heer VAN OS: Ik ben een beetje bang dat wij zo blij zijn met deze nota, dat daardoor het bijzonder trieste van de inhoud ervan niet helemaal over komt. Het verheugt ons natuurlijk dat de zaken eens goed op een rijtje zijn gezet, maar het is toch wel triest dat daaruit blijkt dat elk kind gemiddeld maar één uur gymnastiekonderwijs per week krijgt. Dat is een gemiddelde, want er zijn scholen die er hele maal niets aan kunnen doen. Dat is daarom zo jammer, omdat dit dui delijk hoort bij het totale welzijn van de bevolking. Of iemand zich prettig voelt in zijn omgeving hangt onder meer af van de woning waar in hij woont en van de woonomgeving en daarbij speelt de ruimte voor sport en spel een belangrijke rol. Ook in de nieuwe wijken is het daar mee treurig gesteld en daarom wil ik nogmaals duidelijk zeggen dat een wijk niet compleet is zonder behoorlijke sport- en andere accom modaties voor gemeenschappelijke activiteiten. Ik meen dat wij kun nen vaststellen dat het beleid daar niet in de eerste plaats op gericht is geweest. Wij moeten niet vergeten dat Breda altijd een goede naam heeft gehad als woonstad, maar er is de laatste jaren weinig gedaan om die goede naam te behouden. Ik zou dan ook bijzonder graag zien dat er in de toekomst veel meer op dit soort zaken wordt gelet, opdat

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 364