370
17 APRIL 1972
op de city ring.
Wat het plan Koegenboeg aangaat waar ook een vraag over is
gesteld kan ik het volgende zeggen. De financiering van dat plan is
rond, de bouwaanvragen zijn op 31 december jl. ingediend bij de dienst
van openbare werken en zullen naar verwachting worden goedgekeurd.
De concept-overeenkomst met Koegenboeg is ook rond, op één punt
na waarover wij nu al een maand of twee met hem en de beleggers
aan het stoeien zijn, namelijk de voorzieningen voor het parkeren.
De discussie spitst zich toe op dit punt in het contract dat de heer Koe
genboeg gehouden is extra parkeerruimte aan te brengen in het complex.
De vraag is nu alleen nog wie beoordeelt op welk moment dit moet ge
beuren. Wij stellen ons op het standpunt dat met name de parkeergara
ge en de omgeving van het plan niet primair dienen als parkeerruimte
voor de bewoners en degenen die in het complex verblijven. Op die
manier zouden wij namelijk het paard achter de wagen spannen en zou
den wij onze eigen parkeergarage en de parkeerruimte in de omgeving
verbruikt hebben, zodat de gemeente voor andere parkeerruimte zou
moeten zorgen. Ons voorstel is geweest de heer Koegenboeg hiertoe te
verplichten, nadat niet de gemeente of de heer Koegenboeg zelf, maar
een objectieve derde het sein op rood heeft gezet. Dit is een paragraaf
in de concept-overeenkomst waarvan ik hoop dat wij elkaar na de laat
ste besprekingen van verleden week zullen kunnen vinden.
Op de vraag of de sloopwerkzaamheden openbaar of onderhands
worden aanbesteed weet ik geen exact antwoord, maar gezien het feit
dat dergelijke sloopactiviteiten mondjesmaat worden uitgevoerd en
omdat de directeur van de dienst van openbare werken zoals bekend
machtigingen vraagt aan het college in de orde van grootte van
35. 000, --af 40. 000, --, verwacht ik dat er onderhandse aanbe
steding zal plaatsvinden. Ik weet dat op dit moment echter niet zeker.
Tot slot de laatste vraag van mevrouw Van Nes en de heer Crul
wat bedoeld wordt met de zin in het voorstel waarin staat dat urgente
woningproblemen tijdelijk kunnen worden opgelost en tegen welke achter
grond dit moet worden gezien. Men moet dit niet opvatten alsof wij in
Breda met een lamp naar woningzoekenden zouden moeten zoeken om
die daar onder te brengen. Integendeel, maar ons streven is dat de men
sen een fatsoenlijke woning moeten hebben en ik durf eerlijk te zeggen
dat de panden die hier aan de orde zijn niet tot de categorie van fatsoen
lijke woningen kunnen worden gerekend. Wanneer er echter mensen zijn
die in staat zijn, ook psychisch in staat zijn tijdelijk - en dat is belang
rijk - tijdelijk gehuisvest te worden in de panden genoemd onder cate
gorie B, dan dienen die panden tijdelijk beschikbaar te kunnen worden
gesteld, mits het niet teveel geld kost om de ernstige euvelen te ver
helpen.
Mevrouw VAN NES-BRANDS: Ik dank de wethouder voor zijn uit
voerige antwoord, op een enkel punt waarvan ik nog even wil ingaan.
De wethouder heeft gezegd dat het beleid erop gericht is de wijk zo
lang mogelijk in tact te laten, maar ik meen dat wij mogen vaststel
len dat dat beleid dan in de Leuvenaarstraat en de Middellaan dan
voor een groot deel heeft gefaald. Die wijk is namelijk al heel lang een
soort woonkerkhof en als ik in aanmerking neem dat de plannen die op
stapel staan ook niet onmiddellijk zullen worden uitgevoerd - dat zie
ik er namelijk wel van komen na de uitleg van de wethouder, met na
me wat die weg betreft - zal het er binnenkort ook niet beter op wor
den. Dat is natuurlijk niet de schuld van het college, maar niettemin