407
17 APRIL 1972
De heer CRUL: Ik zou aan de intentie van het college wat betreft
punt b. toegevoegd willen zien ik meen dat dat tot de mogelijk
heden behoort -- dat de vaststelling van de huur geschiedt in over
leg tussen de gemeente en de centrale overheid. Ik weet wel dat wij
daar niet zo gek veel invloed op kunnen uitoefenen, maar in ieder
geval hébben wij daar invloed op. Vanavond is in deze raad duidelijk
gebleken dat wij problemen hebben met deze drastische huurverhoging.
Ik meen dat dit gevoelen ter kennis moet worden gebracht van de
centrale overheid en dat wij de reacties daarop moeten afwachten.
Als punt b. in die zin zou kunnen worden uitgebreid hebben wij daar
geen problemen meer mee.
Wethouder VAN DUN: Wij blijven de motie wederzijds aanvullen,
maar ik meen namens het college te mogen zeggen dat wij ons daar
mee kunnen verenigen, mits dat niet leidt tot vertraging van de uit
voering van de renovatie. Als dat erin mag worden opgenomen heeft
het college geen bezwaar tegen de gezamenlijk gevonden intentie.
De VOORZITTER: Ik meen dat wij elkaar nu toch hebben gevon
den, die vertraging wordt door niemand bedoeld. Ik stel u voor de
motie in deze zin te aanvaarden.
De motie wordt hierna, gewijzigd als aangegeven, zonder hoof
delijke stemming aangenomen.
Hierna wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
voorstel van burgemeester en wethouders besloten.
De VOORZITTER: Ik aarzel met het aan de orde stellen van punt
26 van de agenda en daaróm wil ik u voorstellen de behandeling
daarvan uit te stellen. Het moment van onderbreking is wat onge
lukkig, maar ik meen dat wij er verstandig aan doen de vergade
ring opnieuw te onderbreken, want het is inmiddels kwart voor elf
en u weet wat ons nog te wachten staat. U kunt een uitnodiging
verwachten voor de volgende vergadering van de raad, die zal plaats
vinden op maandag 24 april a. s.
De heer KROON: Ik moet eerlijk zeggen dat ik het toch wel erg
vind -- en ik spreek niet alleen namens mijzelf -- dat wij op deze
manier voor één agenda drie avonden nodig hebben. Indertijd is er
een extra uitloopdag vastgesteld, maar nu komt er weer een dag bij,
die naar ik aanneem moeilijk in de agenda van verschillende leden
zal passen. Ik heb daar zeer ernstig bezwaar tegen en ik geloof dat
wij op deze wijze niet moeten doorgaan.
De VOORZITTER: Tegen wie spreekt u, mijnheer Kroon? Het lijkt
mij plezierig dat te horen.
De heer KROON: Ik richt mij tot u, mijnheer de voorzitter, maar
ik meen dat de raad op deze wijze niet moet doorgaan, want dit
is voor velen ondoenlijk. Het is gekkenwerk, wordt hier gezegd;
dat is al eens eerder gezegd, maar dan in een ander verband. Ik
zou u dan ook willen voorstellen de rest van de agenda naar de
volgende vergadering te verschuiven. Misschien hebben wij er iets
van geleerd, dat wij niet weer met de hele boel blijven zitten.