412 24 APRIL 1972 Dit blijkt ook uit de gegevens van de informatieve nota huisvesting, waaruit men -- globaal rekenend -- het volgende kan opmaken. Het aanbod van woningen in de huurklasse tot 225, -- per maand bedraagt 326 per jaar. Volgens het sloopprogramma komen er in de eerstkomende tien jaar 2200 woningen voor sloop in aanmerking, dat is 220 woningen per jaar. Dit alles staat te lezen op bladzijde 6 van de nota huisvesting. Per salda kunnen er dus 106 woningen per jaar worden aangeboden aan woningzoekenden, terwijl er per 1 januari 1971 1226 geregistreerde woningzoekenden waren. Van het huidige aantal kan worden gezegd dat de laatste pas over elf jaar geholpen zal kunnen worden en dan rekenen wij nog niet de gevallen mee die er in die tien jaar bij komen en alle woningzoekenden die niet geregistreerd zijn. Dit is natuurlijk een heel grove berekening, maar daaruit blijkt wel dat er van een verandering in de toestand van de woningnood helemaal geen sprake is. In feite kan men hieruit con cluderen dat de woningnood onoplosbaar is en dat het zaak is zo zuinig mogelijk om te springen met het oude woningbezit, door met name zo weinig mogelijk af te breken. Het bij het eerste voorstel over de Gerardus Majellawijk genoemde argument blijft dus onver minderd van kracht. Tevens stond in dat voorstel: "De bewoners zijn sterk aan de wijk gehecht". Dat was een argument om de wijk voorlopig te behouden en het is ons niet gebleken dat die gehechtheid intussen minder zou zijn geworden. Ook dit argument blijft dus van kracht. Verder stond in dat voorstel te lezen dat de onderhoudstoestand van de woningen aan de Lange Gampelstraat het slechtst is. Naar die maatstaf ge meten zouden de betreffende 132 woningen dus minder slecht moeten zijn. Op alle argumenten van toen wordt nu echter niet meer inge gaan, er wordt slechts gesproken van een "nader onderzoek", waarbij ae genoemde gebreken -- volgt de verzanding van de specie -- ge constateerd zijn. Hoewel reeds herhaalde malen is gevraagd de gege vens van dit nader onderzoek ter tafel te brengen, is dat tot nu toe niet gebeurd. Wij mogen dus wel aannemen dat het onderzoek heeft bestaan uit een globale opname in de wijk. Een inventarisatie en op neming per woning hebben kennelijk niet plaatsgevonden, evenmin een behoorlijk onderzoek naar de oorzaken van het vocht, want dat is inderdaad het grootste probleem in deze wijk. Ondanks het ont breken van deze gegevens stelt het college in zijn voorstel dat de uiteindelijke conclusie van het onderzoek is geweest dat de huizen maar voor vijf jaar kunnen worden opgeknapt. Helaas kan ik het trekken van die conclusie niet volgen. Het college stelt vervolgens een aantal werkzaamheden in het vooruitzicht. Een specificatie van die werkzaamheden mocht ik in middels van de dienst van openbare werken ontvangen. Zoals reeds gezegd vormt het vocht het grootste probleem, maar door geen van de nu voorgestelde maatregelen wordt het vochtprobleem ook maar enigermate bestreden. Aansluitend op hetgeen door de vorige sprekers is opgemerkt zou ik dan ook willen vragen of de oorzaken van het vochtprobleem zijn onderzocht en zo ja, welke fundamentele op lossing mogelijk zou zijn om daarin verbetering te brengen. Deze vraag is daarom belangrijk, omdat elke verbetering aan de woning, ook die verbeteringen die in de woning door de bewoners zelf worden aangebracht, zinloos is als het vocht niet wordt bestreden.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 412