413 24 APRIL 1972 Wat de financiering betreft stelt het college in zijn voorstel dat de exploitatie door middel van een huurverhoging van 10,-- per maand per woning sluitend kan worden gemaakt. Uit het na gekomen exploitatieoverzicht blijkt echter dat dit niet het geval is, zodat voor 118 woningen de huur nogmaals jaarlijks met 1,70 per maand zal stijgen, behoudens nog te verwachten kostenstijgingen. Dat de exploitatie sluitend zou zijn, zoals in het voorstel is ge steld, is dus niet juist. Uit het bovenstaande mag blijken dat de informatie over deze voorstellen nogal summier is. Er blijven nog enkele algemene op merkingen over. Door het afbreken van woonbuurten ontstaan afschu welijke gaten in de binnenstad, die niet of nauwelijks kunnen worden opgevuld, zoals maar al te pijnlijk blijkt in de wijk Leuvenaarstraat/ Middellaan en de vele andere open plekken die de Bredase binnen stad reeds vertoont. Mede door de hier voorgestelde wijze van werken worden de wijkbewoners uit de binnenstad gehaald en verplaatst naar onpersoonlijke buitenwijken die hen volkomen vreemd zijn. Gaarne zouden wij de visie van het college op die leegloop vernemen, al kunnen wij op voorhand reeds vermoeden dat het openbaar maken van die visie zal moeten wachten op de openbaarmaking van de rapportage van de werkgroep binnenstad. Wij kunnen echter nu al zeggen dat wij de ontvolking van de binnenstad onaanvaardbaar vinden en die ontvolking wordt door voorstellen als het onderhavige in de hand gewerkt. Een korte opmerking nog over de bewoners zelf. Gaarne zouden wij vernemen wanneer en op welke wijze dezen zijn ingelicht over de voorgenomen werkzaamheden aan hun huizen en over het feit dat zij over een jaar of vijf hun woningen zullen moeten verlaten. Zijn zij hierover ingelicht voordat de berichten hieromtrent in de krant verschenen? Hoewel het voorstel mij weinig aanstaat, voel ik mij toch genoodzaakt het te aanvaarden, omdat rijk en provincie voor nieuwe voorstellen opnieuw medewerking zouden moeten verlenen. Ik zou de raad echter willen voorstellen dat in aansluiting op het voorliggend onderzoek het college te verzoeken een onderzoek te verrichten naar de oorzaak van de vochtverschijnselen en de middelen om deze te bestrijden. Indien zou blijken dat het vocht effectief kan worden bestreden, zou in aanvulling op het nu voorgestelde bedrag het dan nog nodige bedrag voor de financiering van de vocht- bestrijding waarschijnlijk uit eigen middelen beschikbaar moeten wor den gesteld. Gaarne verneem ik de mening van het college over dit laatste. De heer CRUL: Andere leden van de raad hebben al gesproken over een aantal facetten van dit voorstel die ook in onze fractie zijn besproken. Ik zal proberen niet in herhalingen te vervallen. Allereerst wil ik een opmerking van algemene aard maken. Reeds meermalen is door het college gesteld dat voorstellen van deze strekking niet los kunnen worden gezien van de totale problematiek van de binnenstad en de huisvesting in Breda, vaak speciaal gericht op de sanering van de oude wijken. Dat is de vorige week bij de behandeling van het sloopprogramma voor dit jaar ook aan de orde geweest, waarbij de heer lansen namens de drie fracties in de hoek tegenover mij heeft gezegd dat hij niet meer aan slopen wil mee werken als niet duidelijk naar voren wordt gebracht welk beleid er in de toekomst zal worden gevoerd met betrekking tot de binnen-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 413