m
417
24 APRIL 1972
Wat de oorzaak van het vocht betreft moet ik zeggen dat die
naar het oordeel van de dienst van openbare werken gelegen is
in de constructie en de situering van de woningen, maar men
houde het mij ten goede als ik verkeerde dingen zeg. Mocht er
een andere oorzaak zijn dan zal dat in de toekomst wel blijken.
Overigens kan ik ten gerieve van de heer Froger nog meedelen
dat wij hebben geïnformeerd bij T, N. O. in Delft.
De heer FROGER: Die weten er geen fluit van
Wethouder VAN DUN: Die opmerking is geheel voor uw rekening,
mijnheer Froger!
De heer FROGER: Nee, ik kan het bewijzen. Men heeft de werk
groep namelijk meegedeeld niets te weten van osmose, waarop ik
tegen de werkgroep heb gezegd dat dat mij helemaal niet verbaast.
Intussen zijn er echter lieden komen opdagen die er een heleboel
van weten, de werkgroep heeft o. m. contact gehad met een be
kende zaak. De vorige keer heb ik u daarover een publikatie ge
geven.
Wethouder VAN DUN: Deze opmerking van de heer Froger ontslaat
mij van de taak hem verder in kennis te stellen van de mededeling
die wij van T. N. O. hebben ontvangen, waarbij uiteraard de kwalifi
catie van dit instituut voor zijn rekening is.
De heer FROGER: Vanzelfsprekend!
Wethouder VAN DUN: Mevrouw van Nes snijdt een interessant
punt aan wanneer zij ten principale stelt dat hier een voorstel
aan de orde is dat op langere termijn een ontvolking van de bin
nenstad beoogt. Hoe lossen wij dit op? Ik geloof dat wij geen
voorstander moeten zijn van die ontvolking van de binnenstad. Ik
heb al meermalen in de raad gezegd dat het beleid van het col
lege en het beleid zoals dat gaat blijken uit de ontwikkelingen in
de studiegroep die bezig is met de binnenstad inhoudt dat er juist
impulsen nodig zijn ten aanzien van de woonfunctie van de binnen
stad. Die kunnen wij echter niet realiseren met de huizen die wij
indertijd hebben overgenomen van de N. V. Volkshuisvesting. Die
zijn namelijk afgeschreven en verkeren in een zodanige staat dat zij
slechts voor zeer korte tijd opgeknapt kunnen worden. Helaas, om
dat er geen alternatieve woningen zijn. De woonfunctie van de bin
nenstad kunnen wij niet steunen door dit soort woningen kunstmatig
in stand te houden. Daarvoor zijn nieuwe impulsen nodig en daarmee
raken wij natuurlijk aan het probleem van de wijkgebonaenheid, van
het zich thuisvoelen van de huidige bevolking in de wijk waar zij
woont en dat is mijns inziens juist een punt dat de aandacht van
het beleid in de verdere toekomst moet hebben.
Over de berichtgeving aan de bewoners heb ik het al gehad. De
heer Crul heeft tot slot nog iets gezegd over de onderhoudsnota
waarover men in de krant neeft kunnen lezen. Die verkeert op
dit moment in het stadium van voorbereiding en is bijna gereed
en daarin wordt een visie gegeven aan de raad van de totale onder-
houdsproblematiek in Breda. Men leest daar regelmatig artikelen
over in de krant en het is ook een vaak gehoorde klacht van aller-