419 24 APRIL 1972 kan terugkomen naar de oorzaken van het vocht. Mevrouw VAN NES-BRANDS: Ljet komt mij voor dat de wethouder nu, evenmin als in de afdeling, enig antwoord heeft gegeven op de vragen die ik heb gesteld. In de afdeling heb ik ongeveer hetzelfde verhaal verteld als hier en daar heb ik toen eigenlijk helemaal geen antwoord op gekregen, terwijl ik ook nu in feite weer geen antwoord heb gekregen op mijn vragen. In de eerste plaats wil ik even ingaan op de toezegging die de wethouder heeft gedaan. Ik geloof namelijk dat dat helemaal geen toezegging is. De wethouder heeft gewoon gezegd dat, als mocht blijken dat het toch mogelijk is het vocht te bestrijden, bekeken zal worden of er iets aan te doen is. Ik vraag mij dan echter wel af waaruit dat zou moeten blijken. Is hij, zoals de heer van Mer- kom begrepen heeft, van plan daar een onderzoek naar in te stellen en wat voor onderzoek zal dat dan zijn? Hoe intensief zal dat zijn en wanneer kunnen wij daarvan de resultaten verwachten? Graag wil ik er bij de wethouder op aandringen ons een heel duidelijk antwoord te geven op onze vraag over dat onderzoek naar de vocht- verschijnselen, waarbij ik heb gesteld dat de eventuele consequenties waarschijnlijk wel voor rekening zullen komen van de gemeente. Wij vinden dat een bijzonder belangrijk aspect van deze kwestie, waar mee onze instemming met dit voorstel nauw samenhangt. Wij zijn namelijk van mening dat er te weinig onderzoek is verricht en dat het veel beter zou kunnen, omdat er met name voor het vocht be tere bestrijdingsmiddelen mogelijk zijn, terwijl daar nu helemaal niets aan wordt gedaan. Ik zou dan ook graag een reëler voorstel van de wethouder tegemoet willen zien dan waarvan hij zojuist heeft gesproken. Ik hoop dat ik dat in tweede instantie van hem mag verwachten. Zoals ik al heb gezegd is er in het oude voorstel omtrent de Gerardus Majellawijk een aantal argumenten genoemd -- dat ging over de totale wijk, waaruit toen 53 woningen zijn gelicht -- die hier zonder opgave van redenen zijn vervallen. Ik heb gevraagd naar de reden hiervoor, met name met betrekking tot het verplaat sen van de mensen, maar ik heb daar geen antwoord op gekregen. Het is mij in het geheel niet duidelijk hoe het onderzoek is verricht en dat is een onderwerp dat herhaaldelijk ter sprake is geweest in de werkgroep huisvesting. Vanaf het moment dat wij vernamen dat deze woningen maar voor vijf jaar zullen worden opgeknapt hebben wij gevraagd om het cijfermateriaal en waar de gegevens zijn waar uit blijkt dat die woningen zo slecht zijn. Tot op de huidige dag hebben wij die gegevens niet gekregen en dat is de reden dat de werkgroep huisvesting toen niet heeft ingestemd met het voorstel de woningen voor vijf jaar op te knappen. Ons ontbraken te enen male de gegevens om ons daarover een oordeel te kunnen volgen; ook de vertegenwoordiger van de Lange Gampelstraat was die me ning toegedaan. Daarom heeft de werkgroep huisvesting ook niet willen meewerken aan het overbrengen van de boodschap aan de bewoners van de Gerardus Majellawijk, omdat wij het met de in houd van die boodschap niet eens zijn. Uiteindelijk heeft de werk groep dan ook geweigerd die boodschap mede te ondertekenen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 419