423 24 APRIL 1972 van Merkom -- dat de manier van onderzoeken in de afdeling voor openbare werken duidelijk gemaakt moet worden, niet alleen door de gemeente Breda, maar ook van de kant van de provincie. Daar bij zal dan een verklaring moeten worden gegeven van hoe het onder zoek is ingesteld, welke technieken daarbij zijn gebruikt en wat men exact heeft geconstateerd. Ik kom ook niet verder bij de raad als ik zeg dat er muurkanker is en dat men last heeft van optrekkend vocht. In deze raad kunnen wij daarover niet discussiëren, maar ik zal de dienst van openbare werken en de provinciale directie uitnodigen om de leden van de afdeling duidelijk te maken waar het om gaat. Let wel, dit is geen toezegging dat wij alles opnieuw zullen gaan bekijken, maar een toezegging dat inzicht zal worden ge geven in het hoe en het wat van het onderzoek. Mijns inziens berust de competentie daartoe bij de dienst van openbare werken en de pro vinciale directie. Overigens vind ik het vreemd als de heer Crul zegt dat hij heeft gesproken met deskundigen die andere oplossingen weten en dat die deskundigen zich daarmee dan nooit tot het college en de dienst van openbare werken hebben gewend, want anders zouden wij er nu over kunnen praten. De heer Froger belijdt zijn hobbyisme en spreekt zijn voorkeur uit voor het eigen woningbezit. Het is hem bekend dat een concreet voorstel in dit verband in de afdeling aan de orde komt, de toe zegging daartoe heeft hij in de vorige afdelingsvergadering gekregen. De heer van Merkom heeft gevraagd wat er valt te zeggen over de termijn van het onderzoek. De heer van Merkom mag nu niet van mij verlangen dat ik zeg een, twee, of drie maanden. Wij zullen het normaal agenderen voor de afdeling voor openbare werken, waar bij wij zullen beginnen met de afdeling inzicht te verschaffen in de methodiek van het onderzoek. De zaken die hier naar voren zijn ge komen zullen wij doorgeven en als mocht blijken dat er op basis van nieuwe ontwikkelingen of nog onbekende systemen een langer behoud van deze woningen mogelijk is, dan is het mij even lief als de raad dat zij ook langer behouden blijven, want --en daar mee komen wij terecht op een ander vraagstuk -- het zoeken van andere woonruimte en het verplaatsen van de bewoners is een onge lofelijk moeilijk probleem in het kader van de totale woonproble matiek in Breda. Als de mensen hier langer kunnen blijven wonen, nog afgezien van het feit dat zij zich in de wijk thuis voelen, is dat natuurlijk voor allen een welkome zaak. Zo heb ik mijn toe zegging bedoeld. Mevrouw van Nes tenslotte stelt dat, als naar voren komt dat uit nieuwe onderzoekmethoden mocht blijken dat daarmee geld ge moeid is, de consequentie daarvan dezelfde is als vandaag, namelijk dat er aan de raad een krediet moet worden gevraagd om de huizen langer leefbaar te houden. Merkwaardig is de constatering van me vrouw van Nes dat er te weinig onderzoek is verricht, terwijl zij tegelijkertijd zegt te weinig geïnformeerd te zijn over de mate waar in dat onderzoek is verricht, want als zij het laatste niet weet kan zij mijns inziens het eerste niet zeggen. Een vraag van de heer Severens was nog of er enig zicht op is dat de bewoners in de wijk kunnen blijven wonen. Deze garantie kan ik op dit moment niet geven, want daar valt op dit moment niets over te zeggen. Op het moment echter dat gebleken is dat er -- volgens de informatie van dit moment althans -- nog maar vijf jaar kan worden gewoond, is er op twee dingen gestudeerd, namelijk

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 423