425 24 APRIL 1972 tot nu toe geen enkele suggestie op dit punt heeft bereikt. Zoals de zaak nu ligt vind ik het onbevredigend. Wij zeggen wel dat de raad duidelijk bij een aantal zaken betrokken moet zijn, maar het staat vast dat verschillende dingen in dit schap niet openbaar zullen zijn en dat het deelnemen van een lid van de raad in een dergelijk lichaam geen enkele garantie geeft dat de raad ook op de hoogte is van wat zich daar geregeld afspeelt. Bovendien moet degene die namens de raad deel uitmaakt van de raad van bestuur bereid zijn daarvan ver antwoording af te leggen. Misschien is het mogelijk daarvoor op korte termijn een regeling te treffen, waarbij ik denk aan een regeling die min of meer overeenkomt met de artikelen 12 en 14 van het reglement van orde, kortheidshalve meestal aangeduid als het interpellatieartikel - artikel 12 - en het artikel volgens welk de raad het recht heeft schrif telijk vragen te stellen. Ik kan mij voorstellen dat er overeenkomstige artikelen komen die slaan op vertegenwoordigingen uit de raad naar buiten. Ik zou het bijzonder op prijs stellen als het college bereid is zich daar op korte termijn over te buigen en met passende voorstellen bij de raad te komen. De heer VON SCHMID: Onze dubbelfractie steunt de candidatuur van de heer Van Loon en wel om de volgende reden. Weliswaar stelt de heer Crul terecht dat zo mogelijk verschillende fracties in vertegenwoor digende lichamen zitting moeten hebben, maar soms is dat heel moei lijk, bijvoorbeeld omdat er slechts één lid van de raad kan worden be noemd. Het is dan bijna vanzelfsprekend dat dit - de heer Crul heeft daar zelf al op gezinspeeld - een lid van de grootste fractie zal zijn, daar is nu eenmaal niets aan te doen. In de tweede plaats gaat het - en dat punt heeft hij niet genoemd - ook om de kwaliteit van de mensen die in zo'n lichaam worden benoemd en wij zijn van mening dat de heer Van Loon daarvoor de nodige kwalitei ten bezit. Tenslotte zou ik nog willen zeggen dat het natuurlijk heel be langrijk is dat er verantwoording wordt afgelegd, maar ik ben van oor deel dat dit bij de heer Van Loon ook in goede handen is. Per slot van rekening is hij ook voorzitter geweest van de democratiseringscommis- sie, waarin hij zich altijd zodanig heeft opgesteld dat wij er geen en kele twijfel aan hebben dat hij, als hem vragen gesteld worden door de raad of raadsleden, die ook zeker zal beantwoorden. De VOORZITTER: In antwoord op de opmerkingen van de heer Van Os over de verantwoordingsplicht en zijn wens daartoe bepalingen op te nemen gelijksoortig aan die in het reglement van orde, kan ik zeggen dat volgens de regeling zelf in ieder geval financiële stukken in de raad worden gebracht. Dat is het enige wat ik er op dit moment over kan zeggen. De regeling schrijft namelijk letterlijk voor: "De ontwerp-begroting wordt door het dagelijks bestuur voor 1 juli van ie der jaar toegezonden aan elk der deelnemers, die binnen twee maan den hun eventuele opmerkingen maken". Dat is dus een gelegenheid waarop het Industrie- en Havenschap Moerdijk in ieder geval in deze raad ter sprake kan komen. Waarschijnlijk is het probleem van de heer Van Os daarmee niet volledig opgelost, maar het leek mij nuttig hier wat de regeling zelf betreft op te wijzen. De heer VAN OS: Dat was mij uiteraard bekend, maar u zult moeten toegeven dat het minimaal is.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 425