428 24 APRIL 1972 dat wij moeten oppassen met het vastleggen van het begin van de slacht- lijn. Uit besprekingen in de commissie is bekend dat de mogelijkheid bestaat dat er andere ontwikkelingen komen. Dit is zo belangrijk dat het wellicht juist is daarom een tank te plaatsen, die met geringe kos ten te verplaatsen is. Wethouder VAN GRAAFEILAND: Mijn excuses aan de heer Van Caulil, ik had het wel genoteerd. Ook dit probleem is nog aan de orde geweest in de bespreking na de afdelingsvergadering, maar de argumenten om een tank op te hangen zijn niet van zodanig doorslaggevende aard gebleken dat daarmee het kostenverschil zou worden goedgemaakt. De put heeft een blijvend karakter, daar ben ik het helemaal mee eens, maar ook de slachtlijn is op dit moment zodanig geoptimaliseerd dat niet te ver wachten is dat daarin op korte termijn belangrijke veranderingen moe ten worden aangebracht. Ik veronderstel dat de heer Van Caulil het daar waarschijnlijk niet mee eens is. Hierna wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders besloten. 30. Bijlage nr. 151 VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS TOT INSTEL LING VAN DE COMMISSIE ALGEMENE ZAKEN EN TOT VASTSTEL LING VAN EEN VERORDENING REGELENDE DE SAMENSTELLING EN BEVOEGDHEDEN VAN DEZE COMMISSIE.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 428