431 24 APRIL 1972 Wij vinden het erg plezierig dat in deze nieuwe commissie de openbaarheid duidelijk gewaarborgd is en dat ook zaken die zich vroeger in het senioren convent afspeelden nu een wat algemener karakter krijgen en duidelijk aan bepaalde eisen van openbaarheid moeten voldoen. Ook in dat op zicht wensen wij de commissie veel succes, waarbij wij willen aante kenen dat het zinvol is het tijdstip van de vergaderingen duidelijk in de pers bekend te maken en ook via het informatiecentrum in de aan dacht aan te bevelen. Kort samengevat kan ik zeggen dat ons van een mentaliteitsver andering ten opzichte van de democratiseringscommissie nog niet veel is gebleken, maar wij hopen dat het in de toekomst wat beter zal gaan. Over het reglement zoals dat nu voor ons ligt hebben wij geen opmer kingen, wij vinden het voldoende duidelijk. De ervaring zal moeten uitwijzen of het moet worden veranderd, mijns inziens moet aan der gelijke reglementen dan ook altijd een zeer voorlopig karakter worden toegekend; de hele werkwijze van de commissie zal wel laten zien of het reglement nog enige aanpassing behoeft. De VOORZITTER: Namens het college wil ik ingaan op de vragen en opmerkingen van de heer Crul en de heer Van Os. De heer Crul heeft - daar is ook herhaaldelijk over gesproken in het contact met de demo cratiseringscommissie - gewezen op het contact met en de adviezen van deze commissie aan de raad. Ik meen dat het een herhaling zou zijn als ik de artikelen 11 en 12, waarin duidelijk is gesteld dat de adviezen bij de voorstellen aan de raad zullen worden gevoegd, nog eens uitgebreid zou bespreken. Dat geldt speciaal ook voor de aanvul ling van artikel 12, waarin bepaald wordt dat ook de besluiten exact zullen worden vastgelegd, zodat de raad van vergadering tot vergadering en van verslag tot verslag op de hoogte zal zijn van wat deze commissie doet en wat zij heeft geadviseerd. Inderdaad neemt de commissie geen besluiten, zoals de heer Crul opmerkt. De commissie kan geen besluiten nemen, zij heeft een duidelijk adviserende taak en zij zal dus hoogstens besluiten kunnen nemen over haar adviezen. Het nemen van beslissingen is vanzelfspre kend voorbehouden aan de raad wanneer het voorstellen betreft die hier in de raad aan de orde worden gesteld. Er is in het contact tussen de democratiseringscommissie en het college herhaaldelijk gesproken over de inbreng van de toehoorders. Ik herinner mij dat de democratiseringscommissie dat principe zelf ook in de practijk bracht, door na elke vergadering de toehoorders in de gelegenheid te stellen hun inbreng te leveren. Ik deel de opvattin gen daarover en de praktijk zal ook wel uitwijzen dat dit goed kan lopen. Voor zover het aan mij ligt - en ik ben er van overtuigd dat dit ook de wens is van de commissieleden - mag er geen enkele twij fel over bestaan dat er tijdens de rondvraag of op een ander moment gelegenheid is die inbreng te leveren. Overigens ben ik van mening dat het niet nodig is een dergelijke bepaling in de verordening op te nemen en dat wij zonder meer tegen elkaar moeten zeggen dat wij dat zullen doen. Als wij dat tegen elkaar zeggen gebeurt het ook. Ik zou maar heel kort willen stilstaan bij het overlijden van de democratiseringscommissie. De heer Van Os heeft daar uitvoerig over gesproken, waarbij hij het woord heeft gevoerd over talloze voorstel len die vanuit de democratiseringscommissie het college hebben be reikt. In de eerste plaats zou ik willen zeggen dat het nog niet zo een voudig was - ik bedoel dat letterlijk zoals ik het zeg - vanuit de demo cratiseringscommissie een goed en concreet inzicht te krijgen in de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 431