433
24 APRIL 1972
kandidaat de heer Kroon, mevrouw Stockmann, de heer Geene en de
heer Roozeboom.
Mejuffrouw PAULUSSEN: Namens de P.A.K. -fractie stel ik de
heer Crul kandidaat.
De heer VAN OS: Namens de fractie van D'66 stel ik mevrouw
Van Nes kandidaat.
De heer SANDBERG: Namens de V. V. D. -fractie stel ik de heer
Dees kandidaat.
De heer VON SCHMID: Ik wil graag de heer Froger kandidaat
stellen.
De heer FROGER: Ik stel de heer Von Schmid kandidaat.
De VOORZITTER: Als de raad ermee kan instemmen dat deze
negen leden, het maximum aantal dat is toegestaan, in de commis
sie worden aangewezen, stel ik u voor over te gaan tot benoeming in
de commissie van de navolgende leden: De heer C. J. Crul, de heer
D.J.D. Dees, de heer F.P. M. Froger, de heer J. G.W. Geene, de
heer AKroon, mevrouw O. M. C. Stockmann-van der Kallen, mevrouw
Van Nes-Brands, de heer G. A. Roozeboom en de heer F.A. Von Schmid
Zonder hoofdelijke stemming wordt aldus besloten.
32. Bijlage nr. 153
VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS TOT HET BE
SCHIKBAARSTELLEN VAN EEN KREDIET VOOR HET UITVOEREN
VAN ENIGE VERKEERSGELEIDENDE VOORZIENINGEN IN HET KA
DERVAN DE EERSTE AANZET TOT RECONSTRUCTIE VAN DE
GROTE MARKT.
De VOORZITTER: Ik wijs u erop dat er een initiatiefvoorstel
is binnengekomen van de V.V.D. met het verzoek het bij dit agenda
punt te behandelen. De tekst van dit initiatiefvoorstel heb ik u bij
schrijven van 11 april doen toekomen.
De heer DEES: Toen het college in het najaar van 1971 besloot
dat ten aanzien van de reconstructie van de Grote Markt een inspraak
procedure zou worden toegepast aan de hand van een zevental model
len, zag dat er naar onze mening veelbelovend uit. De daarbij door
het college voorgestelde procedure kon onze sympathie wegdragen.
Ik meen te mogen vaststellen dat het aantal reacties verheugend
was en dat ook de beide hearings op 15 december een alleszins aanvaard
baar verloop hadden. Wanneer het college nu in zijn voorstel zegt dat
tijdens de inspraakprocedure weer eens duidelijk is gebleken dat er gro
te behoefte bestaat de huidige situatie zodanig te wijzigen dat op de
Grote Markt de voetganger de voorkeur krijgt boven de auto, is dat
naar onze mening een juiste conclusie, een conclusie ook die het
merendeel van de reacties vertolkt.
Ik vraag mij bij de beoordeling van dit voorstel echter wel af
welke consequenties burgemeester en wethouders uit de resultaten van
die inspraakprocedure hebben getrokken. In augustus 1971 hebben zij