475 18 MEI 1972 mijn schrijven van 17 mei zijn toegezonden. Ik stel de raad voor toestemming te verlenen tot het houden van deze interpellatie ingevolge art. 12. Zonder hoofdelijke stemming wordt hiertoe besloten. De VOORZITTER: Ik verzoek de heer Crul mede te willen delen of hij er nog behoefte aan heeft een toelichting op zijn vragen te geven. De heer CRUL: Een paar korte opmerkingen en met verwijzing naar mijn vragen kan dat ook. In de brief waarin de aanvraag voor de interpellatie was vervat hebben wij duidelijk gemaakt dat wij het noodzakelijk vinden dat er vanavond over het gesprek tussen de direkteur van het Turfschip en de heren Broeders en van Graafeiland wordt gesproken. Het lijkt ons nuttig toch nog wat verder uiteen te zetten wat wij met deze interpellatie eigenlijk bedoelen. U weet dat de P. A. K.-fraktie nogal zwaar vertegenwoordigd is in allerlei zaken die rond het Turfschip spelen. Alleen al daar om, maar ook om andere redenen vinden wij het van het grootste belang dat onze bedoelingen ten aanzien van deze interpellatie niet worden misverstaan. Waar gaat het ons om? Nadat er publikaties over het gesprek waarover het in de interpellatie gaat waren verschenen en er geen tegenberichten kwamen, ook niet aan de raad, zijn wij er in de fraktie van uitgegaan dat het gesprek inderdaad had plaatsgevonden en dat de publikaties in elk geval een kern van waarheid of de volledige waarheid moesten bevatten. Wij vinden dat wij als raadsleden verantwoordelijk zijn voor de ontwikkelingen rond het Turfschip. De gemeente is de grootste aandeelhouder en in feite dragen wij daardoor de grootste verant woordelijkheid voor het gebeuren bij deze N. V. Vanuit dat ge geven hebben wij de kwestie in de fraktie ook besproken. Het facet aat in het gesprek tussen de heren Broeders en van Graafeiland en de direkteur van het Turfschip aan de orde is geweest, achten wij zo belangrijk in de hele ontwikkeling rond het Turfschip dat er een volledige informatie ovef de zakelijke en bestuurlijke aspekten van het gesprek aan ons en aan de burgerij dient te worden gegeven. Een bijkomend punt dat nog niet in de interpellatie is genoemd, is dat volgens de statuten van de N. V.art. 12, het ontslag van de direktie een verantwoordelijkheid is van de aandeelhouders. Onze fraktie gaat het dus in hoofdzaak om de zakelijke en be stuurlijke kanten van het gesprek dat heeft plaatsgevonden, toege spitst op de gevolgde procedure, de kwaliteit waarin de heren Broe ders en van Graafeiland hebben geopereerd in het gesprek, de in stanties die direkt of indirekt aan het gesprek hebben deelgenomen of erover zijn geïnformeerd en de inhoud van het gesprek. Wethouder VAN GRAAFEILAND: De bedoelingen die de heer Crul heeft gehad met zijn interpellatie waren duidelijk uit de in houd en daarop behoef ik dan ook verder niet in te gaan. Alvorens op de concrete vragen wordt ingegaan, lijkt het mij zinvol u mede te delen dat van de leden van de raad van com missarissen van het Turfschip N. V. toestemming is verkregen de

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 475