18 MEI 1972
478
De heer VAN DUIJL: Nadat de raad op 14 mei 1970 besloot
tot oprichting van een centrale antenne-inrichting werd het wat
stil rondom deze materie. De bedoeling van het besluit was in
Breda af te komen van de foeilelijke antennewouden en tevens voor
alle burgers een goede ontvangst van televisiesignalen te waarborgen.
De financieringsproblemen waarmee wel haast elke gemeente in
den lande kampt belette Breda de voorgenomen opbouw van het
centraal-antennesysteem tot uitvoering te brengen. Niettegenstaande
deze problemen is langzaam voort gebouwd aan de centrale antenne
voorziening, doch de eerder gedachte opzet kon niet verwezenlijkt
worden. Inmiddels was de N. V. Centrale Antennesystemen Exploi
tatiemaatschappij, kortweg Casema genaamd, en een zuster van
de P. T. T.opgericht en deze maatschappij is na uitgebreide
onderhandelingen bereid voor Breda een c. a. i. te bouwen en te
exploiteren, waarmede Breda binnen vier jaar geheel kan worden
voorzien van een centrale antenne-inrichting. Dit betekent dat er
opnieuw aan het pakket van collectieve voorzieningen een wordt
toegevoegd. Hierbij kan dan de vraag worden gesteld of, door
steeds weer bepaalde collectieve voorzieningen te effectueren, de
vrijheid van de burger niet teveel wordt aangetast en men niet
teveel geperst wordt in een bepaald collectivisme c.q. kosten-
probleem. De collectieve voorziening zal dan ook aan bepaalde
eisen moeten voldoen. Deze zouden als volgt geformuleerd kun
nen worden:
a. Zij moet beter of gelijkwaardig aan de individuele voor
ziening zijn;
b. de kosten zullen gelijk of minder, moeten zijn en
c. de voorziening zal het algemeen belang moeten dienen,
waarbij een zekere vrijheid moet blijven bestaan.
Daarnaast is gebleken dat er bij een groot aantal inwoners
van Breda veel belangstelling bestaat voor een centrale antenne
inrichting, omdat de vraag naar meer programma's en een betere
ontvangst de kosten voor de aanschaffing van een zelfstandige
antenne steeds hoger maken en de antennes ook het stadsbeeld
steeds meer gaat ontsieren. Ook dit is een vorm van milieu
vervuiling.
Ik meen te mogen stellen dat de raad in de vergadering van
20 december 1971 een juist besluit nam door in principe akkoord
te gaan met een overeenkomst met Casema inzake aanleg en ex
ploitatie van een c. a. i. Na uitvoerige discussies in de redaktie-
en begeleidingscommissie is het nu aan de raad het principebesluit
te effectueren en de overeenkomst met Casema goed te keuren.
Toch wil ik nog enige kanttekeningen plaatsen.
In de eerste plaats ben ik van mening dat er naast deze over
eenkomst een uitgebreide toelichting aanwezig had moeten zijn,
een toelichting die nader zou zijn ingegaan op datgene wat in
diverse artikelen is opgenomen en summier is weergegeven. In
art. 7, eerste lid, zegt u dat de gemeente alle steun zal ver
lenen ter bevordering van de c. a. i. In het tweede lid zegt u
dat er bij de verkoop van bouwterreinen nadere voorwaarden kun
nen worden gesteld ten aanzien van aansluiting op de c. a. i. In
het derde lid wijst u op het bepaalde in de bouwverordening in
art. 358a.