479 18 MEI 1972 Om met dit laatste te beginnen, de verordening bepaalt -- ik wil dit duidelijk vastleggen; dit is ook besproken in de begeleidings commissie -- dat eerst na de voltooiing van de aanleg van een deelstuk der c. a. i.dat wil zeggen wanneer het t. v. -signaal door komt, de periode van vijf jaar gaat lopen waarin de antennes van daken verwijderd dienen te zijn en wel overeenkomstig de bouw verordening. Dit betekent echter niet dat men verplicht is tot aan sluiting. Ik wil gaarne van de wethouder bevestigd horen dat er voor geen enkele bewoner van een particuliere of gemeentewoning enige verplichting tot aansluiting bestaat en dat er, als men op een later tijdstip tóch wil aansluiten, geen entreegeld betaald behoeft te worden. Daarnaast bestaat de mogelijkheid dat iemand die geen aansluiting heeft, omdat hij geen televisietoestel heeft of omdat hij op bescheiden wijze met een binnenantenne wil volstaan, na verhuizing in een woning komt die wel een aansluiting heeft. Ik ben van mening dat er aan geen verplichting tot betaling van het maandelijks bedrag van 6, 50 moet bestaan, ondanks het feit dat de nieuwe woning wel een aansluiting heeft. Wat het tweede punt betreft, ik neem aan dat hiermede niet bedoeld wordt dat, waar deze woningen via het koopcontract ver plicht moeten worden aangesloten, dit de bewoner verplicht, zonder dat hij van de aansluiting gebruik maakt, wel de maandelijkse kos ten te betalen. Ik wil het hierbij in eerste instantie laten en er eventueel in tweede instantie op terugkomen. De heer CRUL: Vanmiddag om half vijf hebben wij nog een afdelingsvergadering gehad van de enwa en daarin is de afspraak gemaakt dat de wethouder voorafgaande aan de discussie een mede deling aan de raad zou doen betreffende het advies van de afdeling. Misschien kan dit eerst plaatsvinden. De VOORZITTER: Daarvan was ik niet op de hoogte. Wethouder VAN GRAAFEILAND: Ik meen dat er geen afspraak is gemaakt, maar dat het aan mijn competentie is overgelaten te bepalen of ik met een mededeling vooraf zou komen dan wel of ik in mijn betoog de wijze waarop het college reageert op de op merkingen die in de afdelingsvergadering zijn gemaakt in zou vlechten. De VOORZITTER; Zou dat kunnen geschieden aan het begin van het betoog van de heer van Graafeiland? Nogmaals, ik kende die afspraak niet, maar ik ga ervan uit dat het is zoals de heer van Graafeiland zojuist heeft gezegd. De heer CRUL: Er is geen afspraak gemaakt omtrent het tijd stip waarop hij deze opmerking zou maken, maar het is een ge woonte dat het advies van de afdeling, als dat er is, voorafgaand aan de discussie bekend wordt gemaakt en ik geloof dat wij ons daar gewoon aan moeten houden. De VOORZITTER: Dat hangt natuurlijk wel enigszins van de inhoud van de mededeling af. Mag ik de heer van Graafeiland vragen wat zijn bedoelingen zijn?

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 479