46 20 JANUARI 1972 LEN VOOR BUITENGEWOON LAGER ONDERWIJS, Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt over eenkomstig deze voorstellen besloten, 40, Bijlage nr, 37 VOORSTEL VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS TOT INSTEL LING VAN EEN WEKELIJKSE KOOPAVOND VOOR EEN PROEFPERI ODE VAN 6 MAANDEN, De heer JANSEN: Zoals het natuurlijk is veel dingen te geloven zonder bewijs, zo is het niet minder natuurlijk aan enkele andere din gen te twijfelen ondanks het bewijs. Dat laatste is voor mij het geval met betrekking tot het voorstel en al datgene wat daarmede verband houdt. Op de eerste plaats wil ik iets zeggen over het voorstel zelf. Zelden heb ik een dergelijk rammelend en onvolledig voorstel van het college gekregen. Er wordt zonder meer gesteld dat de contact commissie Middenstand-Grootwinkelbedrijven hier ter stede beschouwd kan worden als de plaatselijke organisatie van werkgevers. De laatste tijd trekt het college vaak de representativiteit van allerlei commis sies en groeperingen in twijfel; van mijn kant moet ik dat doen ten aanzien van deze commissie. Namens wie spreekt deze commissie? In hoeverre is de totale detailhandel in deze commissie geïntegreerd? Hoe denkt het merendeel der zelfstandigen over een koopavond? Is er recentelijk geënquêteerd? Er wordt geschermd met een enquête onder de detaillisten van de commissie binnenstad, een enquête die nooit gehouden is. Heeft de commissie nog wel eens informaties ingewon nen in Princenhage, waar zelfs de voorzitter minder positieve geluiden laat horen ten aanzien van de daar ingevoerde koopavond. Ik denk dat u op het merendeel van deze vragen, die zeker met betrekking tot de besluitvorming ten aanzien van dit voorstel van bijzondere importan tie zijn, mij het antwoord schuldig zult moeten blijven. Voorts doet het college een aantal constateringen, ten aanzien waarvan het geen enkele bewijsvoering geeft of aanvullende informatie verstrekt: 1) De consument staat in grote meerderheid positief tegenover een koopavond. Is deze uitspraak gebaseerd op een onderzoek? 2) In kringen van de detailhandel is een ontwikkeling merkbaar ten gunste van het instellen van een wekelijkse koopavond. Waarop baseert u deze mening? 3) De instelling van een koopavond is een nieuwe impuls voor Breda als koopcentrum. Ik zou graag willen weten waaruit dit blijkt. Het samenspel met de Horeca zie ik als motief ook niet helemaal zit ten. Tenslotte neemt men het ook niet altijd even nauw met de waar borgen ten aanzien van de werktijden van de werknemers. In andere plaatsen zijn hiervan voorbeelden te zien. Verder ben ik van mening dat het niet de taak is van de gemeente om in een geschil tussen werk gevers en werknemers een beslissing uit te spreken. Ook ben ik van mening dat de opinies, die in de brieven van de vereniging van huisvrouwen zijn weergegeven, niet helemaal tot hun recht komen. De vraag had im mers moeten luiden of men voor een koopavond was, ook als de prijzen zouden stijgen. Het is logisch dat de hogere personeelskosten, electrici- teits- en verwarmingskosten, etc. tot uitdrukking zullen komen in de verkoopprijzen. Ondanks het feit dat de vraag niet aldus gesteld is

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 46