18 MEI 1972
510
mag ik toch in elk geval verwachten dat hij daar antwoord op geeft.
Ik zou dan nu alleen nog willen vragen dit punt een hoge prioriteit
te geven op de lijst van af te werken zaken. Jammer genoeg voorziet
het reglement van orde niet in de termijn waarbinnen mondelinge toe
zeggingen, als ik die straks krijg, door het college moeten worden
ingelost en afgewerkt. Misschien kan daarin nog eens voorzien worden.
Tenslotte moet ik zeggen dat de wethouder een andere opvat
ting heeft over de geest en de mentaliteit van waaruit het buurtopbouw
werk werkt. Dat moet ik concluderen uit zijn opmerkingen en ook uit
de wijze waarop ervan uit de gemeentelijke diensten gewerkt is. Naar
mijn gevoel hebben zij toch wel heel weinig begrepen van de geest
en de mentaliteit van waaruit wordt gewerkt en waarop zij volgens
mij heel duidelijk zouden moeten inspelen.
De heer KOERTSHUIS: Ik heb geen antwoord gekregen op mijn
vraag of er al een aanpak is voor de gehele stad, dit met betrekking
tot andere wijken.
Ten aanzien van de sociale begeleiding meen ik ergens gelezen
te hebben over een "sociale coördinator" die los van particulier initia
tief, gemeente en wijkbewoners werkzaam is. Misschien kunt u mij
vertellen of u daarvan iets weet.
De heer VAN CAULIL: Ik wil toch nog even een geluid laten ho
ren. In eerste instantie heb ik het woord "positief" gebruikt, maar nu
komt er naar mijn gevoel een mineurstemming naar voren. Ik geloof
dat wij duidelijk naar buiten moeten laten blijken dat wij het beste
voorhebben met die wijk. Wij hebben die gelden beschikbaar gesteld voor
de renovatie en nu kunnen wij tegemoet komen aan verschillende wen
sen. Ik ben het eens met iedereen die om overleg vraagt, maar laten
wij nu eens duidelijk zeggen dat wij het beste bedoelen en dat wij be
zig zijn om zo goed mogelijk voor deze wijk op te treden. Zagen wij
maar kans dat in andere wijken ook te doen. Dit pessimistische geluid
vind ik niet juist, omdat wij daarmee de wijk en de gehele gemeen
schap geen dienst bewijzen.
Wethouder DE RAAFF: In mijn beantwoording wil ik beginnen
met de opmerking van de heer America dat dit stuk heel concreet is
en er geen verschuivingen meer mogelijk zijn. Ik kan hem zeggen
dat wij, willen wij bij het ministerie slagen, een concreet plan op
tafel moeten leggen. Het ministerie kan daarin nog wijzigingen aan
brengen. Het is dus wel een concreet voorstel, maar geen definitief.
Over het daarin gestelde zullen wij nog moeten spreken met het mi
nisterie en moeten afwachten wat er nu definitief zal gaan gebeuren.
Als wij nu naar de bewoners toegaan met dit voorstel, hetgeen ik heb
toegezegd, zijn zij op een bepaald moment wel geïnformeerd - mis
schien zijn zij het er ook wel mee eens; gezien de inhoud neem ik
dat aan -, maar dan kan het nog gebeuren dat wij in een later stadium
weer terug moeten naar de mensen met de mededeling dat het plan
door het ministerie is veranderd. Overigens ben ik het met mevrouw
Jdger eens dat wij de samenwerking moeten blijven continueren; dat
is ook onze intentie.
Mevrouw Van Nes heeft mij iets verweten wat ik nooit beweerd
heb. Ik heb de loftrompet gestoken over het samenlevingsopbouwwerk.
Nu merkte zij op dat dit niet is bereikt door de gemeente, maar door het
maatschappelijk werk. Ik heb evenwel nooit beweerd dat de gemeente