18 MEI 1972
520
de mogelijkheden zal onderzoeken om hieraan tegemoet te komen.
Een ander bezwaar gaat uit naar het voorplein ten noorden van
het station, In art. 9, lid 1, van de overeenkomst wordt gezegd dat
de gemeente geen vergoeding zal heffen voor de parkeergelegenheid
aldaar, noch de parkeerduur zal beperken. Dit is een regeling voor
de eeuwigheid en die is niet gewenst. Wij willen het college dan ook
in overweging geven deze bepaling in de overeenkomst te schrappen.
De heer VAN CAULIL: In de afdeling openbare werken hebben
wij dit voorstel grondig besproken. Op een toen door mij gestelde vraag
heb ik reeds antwoord gekregen, maar ik geloof dat het goed is deze
voor alle duidelijkheid hier nog eens te herhalen.
Op pagina 2 van het stuk staat dat uw voorstellen geen financië
le consequenties hebben en dat zij derhalve geen afzonderlijke vermel
ding behoeven. Mijn opmerking behelsde de grondruilovereenkomsten.
Nu zullen wij voor het beschikbaar stellen van de grond voor de rijwiel
stalling straks minder grond terugkrijgen. Om later moeilijkheden te
voorkomen, geloof ik dat wij nu goed moeten weten dat er, in afwij
king van hetgeen op pagina 2 staat, een geldelijke betekenis aan ge
hecht moet worden. Met andere woorden: Wij moeten weten dat wij
door middel van de ruil een financiële bijdrage leveren aan het hoog-
spoor. Het lijkt mij gewenst dat de wethouder dat nog eens in de raad
bevestigt, opdat wij straks, als er wordt teruggekomen op deze alinea
in het stuk, weten wat er besloten is.
Mevrouw VAN NES-BRANDS: Ik wil graag het eerste gedeelte van
het betoog van de heer Van Merkom met klem ondersteunen. Ook wij
zijn van mening dat de doorgang en de perrons voor gehandicapten en
voor mensen met kinderwagens toegankelijk zullen moeten zijn. Nu
is er in de afdeling wel toegezegd dat wij hieromtrent eventueel nog
nader zullen worden geïnformeerd, maar onze wensen hebben ook fi
nanciële consequenties en die zou ik toch ook graag in die toezegging
willen betrekken.
Wethouder VAN DUN: In de eerste plaats wil ik zeggen dat het
geen de heer Van Caulil heeft opgemerkt correct is. Met dit voorstel
wordt geen krediet gevraagd aan de raad; het gaat om een grondruil
overeenkomst met de Nederlandsche Spoorwegen en in die situatie krijgt
de gemeente Breda minder grond terug. Ik bevestig dat en daarmede is
de discussie in de afdeling samengevat.
Wat anders is het met de opmerkingen van de heer Van Merkom en
mevrouw Van Nes. Met name de eerste opmerking van de heer Van Mer
kom vind ik wat vreemd. Wat is er immers aan de orde? Breda gaat een
nieuw station bouwen en bij nader beraad blijkt het noodzakelijk dat
het belangrijke stadsdeel noord een entrée wordt gegeven aan de noord
zijde middels een voetgangerstunnel waarover wij nu praten. Nu komt
de heer Van Merkom tot de ontdekking dat dit een rechtstreeks verbin
ding zou kunnen zijn van het noordelijk stadsdeel naar het centrum en
hij zegt dan: Dit zo zijnde moet niet meer gepraat worden over de be
reikbaarheid van de perrons, maar moet er een straattracé gevonden
worden dat geschikt wordt gemaakt voor dat vervoer. Welnu, als wij
zo gaan praten, zouden wij straks het station ook nog als raadszaal kunnen
gaan bestemmen.' Immers, het gaat om de bereikbaarheid van het stattion
en niet om een doorgang van noord naar het centrum.
Voorts wordt er het probleem van de gehandicapten bij gehaald.