521 18 MEI 1972 Ik meen dat de vraag is: Zijn de perrons te bereiken voor gehandicapten? Het antwoord daarop luidt bevestigend, want de gehandicapten kunnen via de zuidzijde, zo nodig via de lift, naar de perrons gebracht worden en verder is er een mogelijkheid om via het eerste perron en een om- rijroute op het tweede perron te komen. Daarin is dus voorzien. Als men zegt dat er aan de noordzijde eenzelfde mogelijkheid moet worden gecreëerd, moet ik zeggen te geloven dat dit niet helemaal reëel is. Iets anders is dat een voetgangerstunnel geschikt moet blijven voor voetgangers, zodat fietsers en bromfietsers uit den boze zijn. Natuurlijk zouden moeders met kinderwagens gebruik moeten kunnen blijven ma ken van deze weg, maar dan praten wij alleen over de weg naar bene den, want naar boven zal het moeilijker zijn.- Het gaat om opgaande en neergaande trappen. De directeur van de dienst van openbare wer ken heeft in de afdeling toegezegd te zullen bekijken of er langs de trap een wat vervlakte baan naar beneden zou kunnen worden aange bracht. Daarbij moet ik evenwel onmiddellijk zeggen dat dit een op lossing is voor kinderwagens etc. en duidelijk niet als voorziening voor invalidewagens. Deze kunnen er trouwens ook geen gebruik van ma ken, want het is in technisch opzicht niet mogelijk bij de opgang naar de perrons. Wat art. 2, lid 1, betreft, voor een goede informatie deel ik mede dat er twee parkeerterreinen zijn: Een dat valt onder art. 2, eer ste lid, en een dat gewoon onder de gemeentelijke procedure valt; op dat terrein kunnen dus parkeermeters worden aangebracht en parkeer- beperkende maatregelen worden getroffen. Dit is een punt van onder handeling geweest. Men zou dit kunnen zien als een goed inschieten op de functie van het openbaar vervoer: Men kan met de auto het sta tion bereiken en gaat van daaruit verder met de trein. Wanneer de heer Van Merkom zegt dit op het ogenblik wel te zien zitten, maar dat deze regeling voor de eeuwigheid is, moet ik hem zeggen dat die eeuwigheid net zo lang zal duren als het station daar staat. Ik vind dit reëel en ik vind dat de spoorwegen die zekerheid moeten hebben. De heer VAN MERKOM: Ik vind het jammer dat de wethouder geen andere mogelijkheden aangrijpt voor de tunnel. In zijn antwoord spreekt de wethouder over een lift die eventueel gebruikt zou kunnen worden ten behoeve van gehandicapten, maar in de toelichting in de afdeling openbare werken werd gesproken over een goederenlift. De rijwielterreur in de tunnel zou men inderdaad op de wijze als de wethouder doet naar voren kunnen brengen, maar mijn bedoeling was een mogelijkheid te scheppen om de fiets aan de hand te kunnen meenemen. Het wordt namelijk naar onze smaak een zeer aantrekkelijk voetgangerstracé van Breda- noord naar het centrum. Ten aanzien van de parkeervoorzieningen stelt de wethouder dat dit voorstel uit keiharde onderhandelingen met de spoorwegen is ge rold. Dit wil echter onze angst niet wegnemen dat wij daar niets meer mee zullen kunnen cben. Voorts heb ik het idee dat het voor lange tijd zal zijn, want van een stationsgebouw zijn wij ook niet zo gauw af. Ik weet niet of u weet hoe lang het huidige stationsgebouw er al staat, maar sindsdien zijn er heel wat nieuwe maatregelen ten behoeve van het verkeer getroffen. Wanneer de wethouder niet direct met onze bezwaren op stap wil gaan naar de Nederlandsche Spoorwegen, zullen wij overwegen de raad te vragen daarover een uitspraak te doen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 521