529
23 MEI 1972
dertien klachten binnen de prijs die betaald moet worden - negen
en veertig klachten onregelmatige verwarming - zeventien klachten
lawaai of geruis - veertig klachten warmtemeter: vijfendertig klach
ten. Hierbij zijn de klachten van de tevreden mensen niet opgenomen.
Er is nog een aantal klachten die wij in de enquête verder niet omschre
ven hebben» Hieruit bleek dat er sprake was van roestvorming en van
lekkage aan de installatie en van hinder door roest en/of geluid uit het
ketelhuis. In sommige gevallen is er ook sprake van stank.
Het schijnt dus dat in brede kring onder de afnemers van de wijk-
veiwarming in mindere of meerdere mate ontevredenheid leeft over
deze sector van de gemeentelijke dienstverlening. Als deze constate
ring juist is, zou men tot de conclusie kunnen komen dat een derge
lijke dienstverlening die bij ongeveer de helft van de gebruikers aanleiding
tot klachten geeft abominabel kan worden genoemd.
Ik wil vervolgens ingaan op de nota die ons gepresenteerd is. Ik zal
voor het gemak de bladzijden op" de voet volgen, omdat dit mij het meest
overzichtelijk lijkt. Als opening wil ik citeren uit het groene boekje dat
het energie- en waterbedrijf heeft verstrekt bij het tot stand komen van
de wijkverwarming. Hierin staat letterlijk: "U kunt thans uw woning
alleszins confor'cabel verwarmen voor de prijs die u voorheen slechts
in staat stelde de woonkamer te verwarmen". Dit is, gezien alles wat
nadien is gebeurd, een giller. Wat de prijs betreft blijkt dat in 1967
de verwarming voor een bepaalde woning 504, -- per jaar zou kosten;
dat werd alras in voorschot 624, -- en het gaat nu zeker 700, -- tot
800, -- kosten, dit alles vergeleken met de prijs van de verwarmingskos-
ten die men voor één woonkamer zou moeten betalen. Het zou bijzonder
duur worden wanneer men op die manier alle kamers zou moeten verwar
men.
De nota op de voet volgende kom ik bij bladzijde 1. Hier wordt
ter inleiding gezegd dat. deze nota zich uitdrukkelijk beperkt tot de
kwestie van de corrosie en van de exploitatie. Alle andere zaken be
schouwt men als afgedaan. Dat kunnen wij niet onderschrijven. Tot nu
toe is aan het opsporen van de oorzaak van één en ander bitter weinig
gedaan.
Vervolgens kom ik bij bladzijde 4 van het rapport. Daar staat
onder andere halverwege de bladzijde dat deze extra verliezen in de
praktijk en theoretisch becijferd niet groot blijken te zijn. Dit moeten
wij bestrijden want het blijkt dat in Upelaar en in Wisselaar-west, waar
de isolatie bijzonder slecht is, de warmteverliezen wèl groot zijn. Hoe
wel de verliezen niet exact gemeten zijn, kan men ze aardig benade
ren door de geïnstalleerde capaciteit per wijk te vergelijken met het
verbruik aldaar. Dan blijkt dat in alle wijken het verbruik ongeveer
80van de geïnstalleerde capaciteit bedraagt en dat in Upelaar en in
Wisselaar het verbruik, ongeveer 110% van de geïnstalleerde capaciteit
bedraagt. Dat wijst er naar mijn mening op dat er sprake is van exor
bitante warmteverliezen. Dat is ook niet verwonderlijk want door de
slechte isolatie is de watertemperatuur in die wijken, bijvoorbeeld in
Upelaar, erg hoog. Ons zijn getallen van 130 graden bekend uit het
rapport-Van Heugten. Het is duidelijk dat men, wanneer een leiding
die water met een temperatuur van 130 graden vervoert in de natte
grond ligt zonder voldoende isolatie, te maken krijgt met een exorbi
tant warmteverlies.
Op bladzijde 5 onder punt 3-II wordt gesproken over de kwestie van
de vochtige puvlas. Gebleken is dat dit sterk corrosief is en dat het nooit
om de leidingen had mogen zitten. De isolatiefirma heeft destijds ook
bezwaren gemaakt in verband met de grondsituatie ter plaatse. Wij