535
23 MEI 1972
allerlei afspraken gemaakt, maar er is niets op tafel gekomen. Dit is
voor onze fractie een belangrijke zaak. Het gaat erom of de verliezen,
die tot grote bedragen zijn opgelopen, niet op derden verhaald kunnen
worden. Dit is waard, zeker omdat het om een zo groot bedrag gaat,
te worden uitgezocht. Wij zouden hierover duidelijke toezeggingen
van de wethouder willen hebben. Wij verwachten geen toezeggingen
zoals die vanaf 1965 zijn gedaan, maar werkelijk "harde" toezeggin
gen waar wij wat aan hebben.
De verliezen treden vooral op - hierover hebben vorige sprekers
het ook gehad - op het gebied van de terreinleidingen. Vooral op dat
gebied is het college in zijn nota te optimistisch. Het college stelt
in zijn nota dat de zaak onder controle is, wanneer nog 463.000, --
wordt geïnvesteerd. Nu zijn wij op dit technisch terrein niet deskundig
genoeg» Wij moeten ons richten op de adviezen die in de nota worden
gegeven door derden en ook door het bedrijf. Toch spreken het college
zelf en ook deskundigen in de nota twijfel uit over de situatie op dit
moment. Ik wil uit de nota enkele passages noemen waaruit dit. moet
blijken. Het waterleidingslaboratorium-zuid schrijft in een brief dat
de puvlas isolatie ook nu nog risico's meebrengt. Wanneer men bedenkt
dat nog 8 kilometer leiding met die puvlas geïsoleerd is verkeren wij in
een griezelige situatie. Ook de firma Van Heugten vermeldt in haar
correspondentie dat zij nog twijfels heeft over de gekozen manier van
isolatie. Bovendien heeft ook de KIWA, de laatste adviseur, twijfels
betreffende de mogelijkheid de corrosie in de toekomst voldoende te
kunnen bestrijden. Dit waren de uitspraken van een aantal deskundigen.
Deze uitspraken roepen twijfel op. Het college zegt zelf in verschillen
de passages van de nota dat er nog zwakke punten in de leidingen zijn.
Typerend is dat, terwijl kort geleden nog diepgaande onderzoeken zijn
ingesteld en vastgesteld werd dat de leiding goed was, kort daarna on
danks deze vaststelling opnieuw lekkages zijn opgetreden. Al met al
bewijst dit dat nog steeds grote risico's worden gelopen en dat de con
clusies die het college trekt in verband met de leidingen te gunstig
worden voorgesteld. Verrassingen zijn namelijk naar mijn mening niet
uitgesloten. Ik wil ook uitdrukkelijk aan het adres van de heer Van
Duijl zeggen dat de kans op verrassingen groot is.
Het is in verband hiermede misschien goed te herinneren aan de
uitspraak van de raad in augustus 1970. Daarin is duidelijk afgesproken
dat geen nieuwe projecten op de wijkverwarming zullen worden aange
sloten.
Het probleem is of er andere oplossingen zijn. Eén van de oplos
singen zou kunnen zijn het overgaan op eigen units. Wij hebben hierover
in onze fractie natuurlijk ook gesproken. Het is op dit ogenblik voor zo
ver wij het kunnen overzien financieel gewoon niet haalbaar. Wij kunnai
dit niet betalen. Wij zijn echter wel van mening dat het onderzoek op
dit punt summier is geweest. Voor elke wijk die met moeilijkheden te
kampen heeft wordt aangegeven hoe groot de kosten zullen zijn wan
neer men overschakelt op eigen units. Deze zaak is echter te algemeen
benaderd. Het kan misschien voor bepaalde wijken worden aangetoond
dat het, ook financieel gezien, beter zou zijn op eigen units over te
gaan. Hiernaar zou een nader onderzoek moeten worden ingesteld.
Verder vinden wij dat in de toekomst, zeker in verband met het
verminderen van de vaste lasten voor installatie en leidingen, steeds
in de overwegingen betrokken moet blijven worden de mogelijkheid
voor eigen units.
Vervolgens wil ik het over de exploitatie hebben. In de nota