540
23 MEI 1973
warming. Ik kom nog terug op de verwerking van de puvlas-isolatie,
wanneer ik nader inga op de garantie en op de wanprestatie en derge
lijke.
Verrassingen in de toekomst zijn niet uitgesloten, dat weten wij.
U heeft nu van ons een rapport gehad op basis van de huidige metingen.
Het gaat niet aan te stellen dat dit bedrag te laag of te hoog is. Dit is
het bedrag - 450. 000,waarmee wij op dit moment van mening
zijn dat wij de wijkverwarming optimaal kunnen laten functioneren.
De heer Kramer en de heer Jansen hebben opgemerkt dat wij in
deze toch moeten vooruitzien, al moeten wij op dit moment om finan
ciële redenen min of meer akkoord gaan met het feit dat wij de wijk
verwarming voortzetten. Dit neemt niet weg dat in de toekomst de
mogelijkheid moet worden ingebouwd om - en die opmerking heeft de
heer Van Duijl ook gemaakt - over te schakelen op individuele units.
Wij zullen dat element van vooruitzien wel degelijk in de gehele be
sluitvorming betrekken. Wij zullen daarbij met het op peil houden van
het leidingennet en van de ketelhuizen terdege rekening houden. Dit
is echter wel een probleem omdat men, tot op het laatste moment dat
de wijkverwarming in een wijk moet functioneren, ervoor moet zorgen
dat die ook optimaal functioneert. Men kan dus niet de wijkverwarming
een langzame dood laten sterven om vervolgens na een jaar of wat met
individuele units te komen. Men moet blijven investeren tot het aller
laatste moment. In welke mate wij in staat zijn dat soort investeringen
inderdaad als investeringen te boeken, ofwel ten laste kunnen brengen
van het onderhoud, is op dit moment nog een open vraag.
De heer Van Os maakte nog de opmerking dat onvoldoende on
derzocht is of niet beter kan worden afgestoten en overgestapt op indi
viduele units. Ik geloof dat hij dit niet geheel terecht heeft gedaan.
Wij hebben dit terdege onderzocht en er blijkt dat de huidige toestand
van het leidingennet, investeringen die wij nodig achten en de finan
ciële consequenties die daaraan verbonden zijn niet opwegen tegen het
op dit moment kiezen voor een alternatief, in casu de individuele units.
De heren Jansen, Van Duijl, Crul, Kramer, vrijwel alle raadsle
den die gesproken hebben, hebben de garantie aan de orde gesteld. Ook
in de raadsafdeling is die garantiekwestie aan de orde gekomen. Met
name de aansprakelijkheid van de installateur voor de corrosie is aan
de orde gekomen. Bij de behandeling in die raadsafdeling ontbrak een
duidelijk beeld van de gang van zaken op dit moment. Daardoor zou min
of meer de indruk kunnen zijn gewekt dat in deze richting tot op heden
geen enkele actie zou zijn ondernomen. Dat is bepaald niet het geval.
Omtrent het ontwerp en het bestek zijn de gemeente en de instal
lateur tot overeenstemming gekomen, nadat onderzocht was aan welke
eisen de installatie zou moeten voldoen. Dit is dus geen punt waarvoor
men achteraf de installateur nog in de vorm van een wanprestatie aan
sprakelijk zou kunnen stellen. In de nota - dat is ook opgemerkt - komt
tot uiting dat de met puvlas geïsoleerde retourleidingen corrosie te zien
kunnen geven. In het algemeen wordt puvlas als een goed isolatiema
teriaal aangemerkt. Bovendien zijn in Utrecht vrijwel alle leidingen
met puvlas geïsoleerd»
Derhalve is het volkomen verklaarbaar dat dit isolatiemateriaal
sinds het jaar 1964 is toegepast, afgezien van het feit dat men op dat
moment nog erg weinig ervaring had met allerlei kunststofisolaties, die
in latere jaren zijn toegepast.
De heer Froger heeft ook al opgemerkt dat indien de afwerklaag
om de één of andere reden wordt beschadigd vocht in de isolatie kan