542 23 MEI 1972 schouwen wij die niet als afgehandeld. Deze punten stonden alleen op dit moment niet ter discussie omdat wij het hadden over de corrosie en over de exploitatie. Overigens heb ik alle waardering voor het werk van D'66. Ik vind het een tamelijk objectief stuk dat ons aanleiding geeft tot nadere bestudering. Twee punten moet ik nog noemen. In de eerste plaats is de con clusie in bijlage 3 enigszins anders dan de heer Van Os zoëven stelde. Ik heb sterk de indruk dat men zich op schrift versproken heeft. Als ik deze conclusie lees heb ik de indruk dat men wil zeggen dat de wijk- verwarming goed functioneert, maar dit is kennelijk niet de bedoeling. Verder stelde de heer Van Os dat de warmteverliezen niet exact kunnen worden bepaald. Hij maakte deze opmerking naar aanleiding van de algemene opmerkingen ten aanzien van de wijze waarop men zou kunnen gaan isoleren. Wij zijn van mening dat genoemde warmteverlie zen wèl beperkt blijven. De heer Van Os heeft mij zelf de wapens in handen gegeven. Hij heeft namelijk in een vorige nota de opmerking gemaakt dat in Den Bosch de variabele kosten aanzienlijk hoger lig gen dan die in de gemeente Breda; met name de brandstofkosten lig gen hoger. Als dit het geval is, leiden de warmteverliezen in ieder geval niet tot een vertekend beeld terzake of tot een beeld dat aan geeft dat onze brandstofkosten aanzienlijk zouden rijzen boven die in andere gemeenten. Het contact met het ministerie ten aanzien van de tariefstelling zal ongetwijfeld leiden tot een overeenstemming over dat tarief. Men moet zich daarbij wel voor ogen houden dat het ministerie van volkshuis vesting natuurlijk te maken heeft met meerdere gemeenten waarin wijk- verwarming wordt geëxploiteerd. Men stemt die tarieven op elkaar af, ook rekening houdend met de calorische waarde die in de huizen wordt gebracht. De elementen waaruit die tariefopbouw bestaat zijn in wezen minder belangrijk dan de totale hoogte. De heer Crul maakte in dit verband de opmerking dat in augustus 1970 is opgesteld dat - en dit zou gesteld moeten zijn door wethouder Gielen - geen nieuwe projecten meer zouden worden aangepakt. Naar mijn mening heeft wethouder Gielen dit niet zo categorisch gezegd. Als wij ons weer met woningbouwstromen zouden bezighouden, zouden wij onszelf de mogelijkheid niet ontnemen eventueel aan wijkverwar- ming als alternatief te denken. Iedereen kan zijn persoonlijke mening hebben over de vraag of dit wel of niet kans van slagen heeft. Men moet echter niet bij voorbaat stellen dat het volstrekt uitgesloten is dat er überhaupt in Breda nog eens wijkverwarming zou worden aangelegd. Ik. bedoel uiteraard met uw instemming. De heer Van Os maakte ten aanzien van de tarieven nog een op merking, met name dat die in de gemeente Den Bosch lager zouden zijn. Ik waag het dit te betwijfelen. Wij hebben namelijk die tarie ven enigermate met elkaar vergeleken. Dit kan men alleen doen door uit te gaan van een bepaalde calorische waarde. Dan blijkt dat wij bij een calorische waarde van 14.000 kilocalorieën een totaal jaarlijks tarief berekenen van ongeveer 460, --, terwijl dit in Den Bosch 500, -- bedraagt. Ik heb daaromtrent nog meer gegevens die in dit verband niet zo relevant zijn. Omdat de heer Van Os Den Bosch aan haalde geloof ik dat ik hierop nog wat nader in moet gaan. De opmer king van de heer Van Os omtrent de onderbezetting in Geeren-noord met betrekking tot die 164 woningen heb ik niet goed begrepen. Zou de heer Van Os hierop in tweede termijn terug willen komen? De heer Jansen maakte de opmerking dat de tarieven niet ver-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1972 | | pagina 542