543
23 MEI 1972
hoogd mogen worden. De heer Taks heeft ook al gezegd dat door aller
lei omstandigheden de tarieven die in 1964 zijn opgesteld en de wijze
waarop die werden opgesteld nooit zijn gewijzigd. Als men alleen
maar denkt aan de stijging van de loonindex, komt men vanaf 1964 tot heden
aan een stijging van ongeveer 100. Alleen al op basis daarvan zal men het
met mij eens moeten zijn dat een tariefsverhoging toch enigermate accep
tabel is. In het rapport is ook ingegaan op de redenen waarom wij niet
eerder met de tariefsverhogingen zijn gekomen. Het is niet erg zinvol
hierover nu nog nadere opmerkingen te maken.
De heer Van Duijl stelde, evenals de heer Taks, de voorwaarde
dat aan de wijkverwarming een maximum aan service ten grondslag
moet liggen. Dit moeten wij naar mijn mening integraal onderschrij
ven. De service in dit kader is van buitengewoon groot belang en als
er iets is waaraan het niet mag ontbreken is het aan service. Dat wil
niet zeggen dat nooit - en dat gebeurt overal - de plank wordt mis
geslagen. Wèl moet men zich realiseren dat wij tot op heden de pre
ventie, het voorkómen van calamiteiten en het voorkómen van klach
ten, tamelijk hoog hebben opgevoerd. Dat houdt in dat de onderhouds
kosten van het totale systeem van de wijkverwarming tamelijk hoog
zijn. Dat houdt aan de andere kant in dat het aantal klachten die bij
het ENWA-bedrijf binnekomen aanzienlijk is verminderd.
De heer Van Duijl stelde ook nog de voorwaarde dat een accep
tabele prijs moest worden betaald. Mijnheer de voorzitter, u kent de
situatie. Omtrent de prijsstelling vindt overleg plaats met volkshuisves
ting. Dit ministerie keurt in het geval van woningwetbouw geen prij
zen goed die het niet acceptabel bevindt. Wat dat betreft is de gemeen
te Breda beslist niet autonoom. Omdat wij voor een deel van het pro
ject aan volkshuisvesting gebonden zijn, is het andere deel, met name
de premiebouw, daarvan volstrekt afhankelijk in verband met de tarief
stelling, omdat de tarieven aan elkaar moeten correleren. Wij zullen
de raad op de hoogte houden van de totale gang van zaken rond de
wijkverwarming. De betreffende opmerking is zowel door de heer Van
Duijl als door de heer Crul gemaakt. Indien de situatie aanzienlijk
zou afwijken van hetgeen wij verwachten - en dit kan met name het
geval zijn met corrosie - krijgt iedereen daarover gegarandeerd infor
matie.
De bemeterde warmte is het volgende punt. Wij willen zo snel
mogelijk van de bemeterde warmte af. Aan ons zal het niet liggen,
maar omdat men terzake toch een inspraakprocedure moet instellen -
en inspraak kost nu eenmaal tijd - hebben wij dat element niet ge
heel in de hand en daarom zullen wij een slag om de arm moeten
houden.
De redenen van de verhoging van de vastrecht-bedragen zijn
opgesomd in het voorstel. Ik zeg dit in antwoord op een opmerking
van de heer Crul. Hij wenst nadere informatie. Die kan ik het beste
geven aan de hand van bijlage 6, bij de nota omtrent de tariefelemen
ten en met name de wijze waarop die zijn doorberekend. Hij heeft vra
gen gesteld over de overheadkosten ENWA, de onderbezetting, de aan
loopverliezen en de risicoreserve. De overheadkosten ENWA zijn, even
als de onderbezetting, aan wijken gerelateerd. Dit is in overeenstemming
met de daarvoor bestaande richtlijnen van volkshuisvesting. Dit geeft
het enigszins onevenwichtige beeld waar wij overigens ook wel vanaf willen.
Ten aanzien van de aanloopverliezen wil ik de algemene opmerking ma
ken dat de tariefopbouw in 1964 tot stand is gekomen in overleg met
volkshuisvesting. In die tariefopbouw kwamen aanloopverliezen niet